Search
Close this search box.

Vraag en antwoord

Algemeen

Nee, de wachttijden voor een afspraak met mij zijn kort. U kunt meestal binnen één week bij mij terecht.

Operaties kunnen over het algemeen heel snel worden ingepland. Meestal kan een operatie binnen twee tot drie weken worden ingepland nadat u bent goedgekeurd voor de operatie door de anesthesist. 

Ik bedrijf de orthopedische chirurgie in de volledige breedte, maar heb mijn interesse voornamelijk gericht op onder andere de volgende onderdelen:

Heup Prothesiologie

  • Voorste (ASI) en achterste benadering plaatsing heupprothese
  • Bot- en weefselsparend
  • Revisiechirurgie (vervangingsoperatie)

 

Knie Prothesiologie

  • Totale knieprothese
  • Hemi (halve) knieprothese
  • Patellofemorale (knieschijf) prothese
  • Revisiechirurgie (vervangingsoperatie van de prothese)

 

Complexe Bandchirurgie van het kniegewricht

  • Voorste en achterste kruisband reconstructie en revisie
  • Onderzoek en behandeling van knie instabiliteit
  • Behandeling van meniscusletsels
  • Complexe multiligamentair letsel reconstructie
  • Posterolaterale hoek letsels
  • Osteotomie (standcorrectie) van X- en O-afwijkingen van het been als behandeling van artrose en instabiliteit
  • Patellofemorale (knieschijf) instabiliteit

 

Sport Orthopedie

  • Topsport en breedtesport
  • Behandeling en begeleiding bij sportblessures
  • Complexe band chirurgie
  • Overbelastingsletsels (surmenage) van heup (FAI en liesklachten), knie, voet en enkel
  • Frictiesyndromen 

Ik heb een zelfstandige praktijk en maak daarbij gebruik van de faciliteiten van de zelfstandige behandelkliniek Acibadem IMC.

Ik heb als orthopedisch chirurg gekozen voor deze setting in een zelfstandige behandelkliniek vanwege de korte wachttijden voor patiënten, de mogelijkheid om maatwerk te leveren en omdat ik mijn meer dan 25 jaar ervaring hier het beste kan toepassen.

Het voordeel van Acibadem IMC, in vergelijking tot andere zelfstandige klinieken, is dat bij Acibadem IMC de meeste medisch specialismen zijn vertegenwoordigd. Als er een consult nodig is op een ander medisch vlak dan de orthopedie, dan zijn de specialisten direct aanwezig om advies te vragen.

De naam “orthopedie” komt van de Griekse woorden “ortho”, wat “rechtop” betekent, en “pédia”, wat “kind” betekent. Samengevoegd betekent orthopedie dus eigenlijk “rechte kinderen”.

Orthopedie is echter het medische specialisme dat zich richt op het diagnosticeren, behandelen en voorkomen van aandoeningen van het steun- en bewegingsapparaat, zoals botten, gewrichten, spieren, pezen en ligamenten.

Door efficiënt en hard te werken is het mogelijk om in een zelfstandige kliniek sneller patiënten te zien en te behandelen dan in een regulier ziekenhuis.

Om een afspraak te maken met mij voor een poliklinisch bezoek kunt u contact opnemen met de kliniek waar ik werkzaam ben, Acibadem IMC.

Telefoonnummer:

020 – 238 8800

Ik hoop u snel te mogen ontvangen op mijn poliklinisch spreekuur.

Nee, u gaat gegarandeerd niet bijbetalen voor een bezoek aan mijn spreekuur of een eventuele behandeling.

Hoe werkt dit? 

Heeft u een verwijzing van uw huisarts? Dan dekt uw zorgverzekering 60%-100% van uw behandeling. Acibadem IMC vergoedt de resterende 40%-0% voor u. U betaalt dus niets extra’s. Acibadem IMC werkt samen met alle Nederlandse zorgverzekeraars en u betaalt ook voor niet-gecontracteerde zorg geen eigen bijdrage. Er wordt direct* bij uw zorgverzekeraar gedeclareerd en u betaalt alleen een eventueel eigen risico, net als bij alle andere ziekenhuizen.

*Een aantal zorgverzekeraars accepteren geen facturen rechtstreeks. Uiteraard betaalt u ook bij deze zorgverzekeraars geen eigen bijdrage.

Als orthopedisch chirurg heb ik meer dan 25 jaar ervaring. 

Omdat niet iedere patiënt hetzelfde is, ben ik in de huidige setting in staat maatwerk te leveren voor ieder individu.

Door de setting van een zelfstandige behandelkliniek heb ik een korte wachtlijst voor patiënten. 

Het Pre-operatieve spreekuur, afgekort als POS, is een afspraak die voorafgaand aan een geplande operatie plaatsvindt. Tijdens dit spreekuur worden patiënten gezien door een team van medische professionals om de gezondheidsgeschiedenis te beoordelen, tests uit te voeren en informatie te verstrekken over de aanstaande operatie. Het doel is om de patiënt goed voor te bereiden en eventuele risico’s te identificeren voor een succesvolle operatie en herstel.

Artrose Algemeen

Artrose is een van de meest voorkomende aandoeningen van het bewegingsapparaat en de meest voorkomende gewrichtsaandoening. Het betreft de algehele achteruitgang van het hele gewricht, met name het gewrichtskraakbeen, maar ook het onderliggende bot en de weke delen zoals kapsel, banden en pezen.

In het verleden dacht men dat artrose puur werd veroorzaakt door slijtage van het gewrichtskraakbeen. Tegenwoordig weten we dat het een zeer complexe aandoening is die het gehele gewricht aantast en door vele factoren wordt veroorzaakt. Dit maakt de behandeling van artrose ingewikkeld. Het vervangen van alleen het beschadigde gewrichtskraakbeen is dus niet voldoende.

Een prothese wordt overwogen wanneer andere behandelingen niet voldoende helpen en de pijn en bewegingsbeperking ernstig zijn, waardoor het dagelijks leven wordt beïnvloed.

Het volledig voorkomen van artrose is niet altijd mogelijk, maar een gezonde levensstijl met regelmatige lichaamsbeweging, een gezond gewicht en het vermijden van overmatige belasting van de gewrichten kan helpen de risico’s te verminderen.

Gewrichtskraakbeen kan op verschillende manieren beschadigd raken en het begin van het artroseproces starten.

  • Traumatisch kraakbeenletsel: Een direct letsel aan het kraakbeen, bijvoorbeeld na een val, sportblessure of ongeluk, kan leiden tot artrose.
  • Infecties, bepaalde reumatische aandoeningen en stofwisselingsziekten: Deze kunnen het gewrichtskraakbeen beschadigen.
  • Regelmatige bloedingen in het gewricht: Dit komt bijvoorbeeld voor bij hemofilie en is schadelijk voor het kraakbeen.
  • Avasculaire necrose: Een zeldzame oorzaak waarbij het onderliggende bot afsterft, waardoor de steunfunctie voor het kraakbeen verdwijnt en het kraakbeen beschadigd raakt.

Het natuurlijke verloop van heupartrose verschilt sterk van patiënt tot patiënt. Over het algemeen is artrose een langzaam voortschrijdend proces, waarbij perioden met weinig symptomen worden afgewisseld met perioden met meer klachten. De snelheid waarmee de artrose zich ontwikkelt, hangt onder andere af van de risicofactoren die een patiënt heeft voor het ontwikkelen van artrose.

  • De orthopedische chirurg zal het gewricht onderzoeken en vergelijken met het gewricht aan de andere zijde.
  • Er zal een Röntgenfoto worden gemaakt, waarop men een artrose het beste kan beoordelen. 
  • Een MRI- of CT-scan kunnen soms meerwaarde hebben en worden op indicatie aangevraagd.

De behandeling van artrose is afhankelijk van de ernst van de artrose en klachten die patiënt ervaart.

Mogelijke behandelingen:

  • Conservatief (zonder operatie): bijvoorbeeld met medicatie of hulpmiddelen.
  • Operatief: bijvoorbeeld een standscorrectie of een prothese.

Met artrose wordt de beschadiging van het gewrichtskraakbeen bedoelt met als gevolg een ontstekingsreactie. Artritis beschrijft de ontstekingsreactie, die pijn en zwelling van de gewrichten veroorzaakt.

Een artritis kan meerdere oorzaken hebben bijvoorbeeld een infectie (bacteriën), auto-immuun waarbij het eigen immuunsyteem de gewrichten aanvalt en beschadigd of dus een beschadiging van het kraakbeen (artrose) wat een ontstekingsreactie veroorzaakt.

In de Engelse taal wordt het woord Osteoarthritis voor artrose gebruikt. 

Artrose is een aandoening van het gehele gewricht, niet alleen het gewrichtskraakbeen. Het vervangen van het kraakbeen is derhalve geen oplossing artrose.

Kraakbeen herstellende operaties zijn wel mogelijk bij jonge patiënten, die een kraakbeenletsel hebben opgelopen, maar waarbij nog geen sprake is van artrose. 

Fysiotherapie kan effectief zijn bij het verminderen van pijn, het verbeteren van functie en het vertragen van de progressie van artrose door middel van gerichte oefeningen en begeleiding.

Dieet en gewichtsverlies kunnen helpen om de belasting op de gewrichten te verminderen en daarmee pijnklachten bij artrose te verminderen.

Langdurig gebruik van pijnstillers en ontstekingsremmers kan bijwerkingen zoals maagklachten, nierproblemen en cardiovasculaire risico’s met zich meebrengen.

Conservatieve behandelingen kunnen helpen om de progressie van artrose te vertragen door pijn te verminderen, functie te verbeteren en gewrichtsstabiliteit te bevorderen.

Juist door sporten kunnen er (kleine) beschadigingen van het kraakbeen optreden, die uiteindelijk kunnen leiden tot artrose.

Deze voedingssupplementen worden door patiënten met artrose nog al eens gebruikt in de veronderstelling dat dit een positieve invloed heeft op hun klachten.

Er is veel onderzoek gedaan waaruit blijkt dat chondroïtine en glucosamine NIET effectief zijn voor de behandeling van artrose.

Artrose kan veroorzaakt worden door een normale veroudering van het kraakbeen, echter is het een misvatting dat het een aandoening van oudere mensen is. 

Er zijn meerdere factoren die kunnen veroorzaken dat artrose start op jonge leeftijd. Soms wordt je met een kwetsbaarder kraakbeen geboren (genetisch), er kan een letsel van het kraakbeen optreden (bijvoorbeeld tijdens het sporten).

Ontstekingsremmers (NSAIDs) stabiliseren de prognose van artrose niet, ze werken alleen pijnstillend.

Artrose is een vorm van slijtage-artritis veroorzaakt door het afbreken van kraakbeen in het gewricht, vaak door ouderdom of overbelasting.

Reumatoïde artritis is een auto-immuunziekte waarbij het immuunsysteem de eigen gewrichten aanvalt, wat leidt tot ontsteking en schade.

Er zijn geen medicijnen die van invloed zijn op de progressie van artrose. Alleen pijnstillers kunnen de pijn verlichten. Verder is een gezonde levensstijl belangrijk. Een gezond lichaamsgewicht, gezond eten en regelmatig bewegen.

Oefentherapie kan helpen de spierkracht, stabiliteit en beweeglijkheid te verbeteren, waardoor pijnklachten, zwelling en stijfheid verminderen.

Pijnstillers en ontstekingsremmers kunnen effectief zijn in het verminderen van pijn en ontsteking bij artrose, maar dienen met de arts besproken te worden vanwege mogelijke bijwerkingen.

Het aanpassen van activiteitsniveaus om overbelasting te voorkomen, zoals kiezen voor low-impact sporten zoals zwemmen en fietsen, kan helpen bij het ontlasten van heup- of kniegewrichten.

Het opvolgen van adviezen van fysiotherapeuten is essentieel voor een effectieve behandeling en verbetering van artroseklachten door middel van nauwkeurige begeleiding en oefeningen.

 
 
 

Pijn kan worden verminderd door medicatie, fysiotherapie, warmte- en koudebehandelingen en het gebruik van ondersteunende schoenen of hulpmiddelen.

Artrose kan een erfelijke component hebben, wat betekent dat genetische factoren een rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van de aandoening. Mensen met een familiegeschiedenis van artrose hebben mogelijk een verhoogd risico op het ontwikkelen van de aandoening. Genetische aanleg kan invloed hebben op factoren zoals de structuur van het kraakbeen, de botdichtheid en de stabiliteit van de gewrichten, die allemaal bijdragen aan het risico op artrose. Het is echter belangrijk op te merken dat erfelijkheid niet de enige factor is die bepaalt of iemand artrose zal ontwikkelen; andere factoren zoals leeftijd, geslacht, levensstijl en omgevingsinvloeden spelen ook een rol bij het ontstaan van artrose.

Het begin van het artroseproces kan verschillende oorzaken hebben.

Genetisch/aangeboren: Artrose kan in een familie voorkomen en is erfelijk. Er kunnen diverse erfelijke eigenschappen aanwezig zijn die het kraakbeen gevoeliger maken voor artrose.

Letsel aan het gewrichtskraakbeen: In andere gevallen wordt artrose veroorzaakt door beschadigingen aan het kraakbeen.

Niet iedere patiënt ervaart dezelfde mate van klachten bij atrrose. Dit is afhankelijk van verschillende factoren.

  • De ernst van de kraakbeenschade
  • De mate van ontstekingsreactie in het gewricht:
    • Is het gewrichtskapsel ook ontstoken en in welke mate (meer pijn en zwelling). door de zwelling wordt het moeilijker om rechtop te staan
  • Activiteiten van de patiënt, high-impact sport zoals tennis en hardlopen zullen meer klachten geven, low-impact sporten zoals fietsen en zwemmen zullen de pijn doen verminderen.
  • Eventuele bijkomende letsels of afwijkingen in het gewrcht.

Er zijn verschillende niet-operatieve mogelijkheden om artrose te behandelen:

  • Het volgen van bepaalde leefregels
  • Gebruik van pijnstillers en ontstekingsremmers
  • Oefentherapie bij de fysiotherapeut
  • Injectie met een ontstekingsremmer
  • Gebruik van hulpmiddelen

Een combinatie van deze maatregelen geeft vaak de beste resultaten.

Er zijn verschillende maatregelen die een patiënt zelf kan nemen om de klachten van artrose te verminderen en de progressie te vertragen.

Voorkom overgewicht en eet gezond

Overgewicht is een belangrijke risicofactor voor het ontstaan en verergeren van artrose, omdat het extra belasting op het gewricht veroorzaakt. Zelfs een matig gewichtsverlies kan al een groot verschil maken.

Bewegen

Bewegen is gezond, ook voor een gewricht met artrose. Blijf actief, maar pas het activiteitsniveau aan indien nodig. Het kraakbeen zal niet verder beschadigen door beweging. Zorg ervoor dat uw bovenbeenspieren sterk blijven of sterker worden.

Probeer een balans te vinden tussen activiteit en rust. Als u na activiteiten pijn, zwelling of stijfheid ervaart, neem dan rust en doe het de volgende keer rustiger aan.

Gezonde manieren om een gewricht met artrose te oefenen zijn fietsen en zwemmen. Hierbij wordt het gewricht bewogen zonder dat deze zwaar wordt belast.

Vermijd sporten of activiteiten waarbij gesprongen wordt, veel kracht op gewricht komt te staan of waarbij veel uitwijkende bewegingen nodig zijn (zoals hardlopen en voetballen).

Blijf dagelijks in beweging en doe oefeningen om de spieren rondom de het gewricht te versterken.

Verminder belasting op het gewricht

Voorkom dat de heup te zwaar belast wordt door het aanpassen van uw activiteitsniveau en het vermijden van activiteiten die klachten verergeren. Kies in plaats van high-impact sporten zoals tennis en hardlopen voor lower-impact sporten zoals zwemmen en fietsen.

Draag schoenen met brede, verende zolen en hakken om een deel van de schokken te absorberen.

Crèmes met pijnstillers kunnen verlichting bieden bij de pijn veroorzaakt door artrose. Deze crèmes bevatten vaak ontstekingsremmende en pijnstillende ingrediënten die lokaal op de pijnlijke gewrichten worden aangebracht. Ze kunnen helpen bij het verminderen van pijn, ontsteking en stijfheid in de gewrichten.

De werkzaamheid bij knieartrose is aangetoond. Bij heupartrose zijn deze crèmes echter niet effectief, omdat ze het relatief diep gelegen heupgewricht niet bereiken. 

Hoewel crèmes met pijnstillers nuttig kunnen zijn als aanvullende behandeling voor pijnverlichting bij artrose, is het belangrijk om te weten dat ze mogelijk niet zo effectief zijn als orale medicatie of andere behandelingsvormen.

Het is raadzaam om met uw arts te overleggen over het gebruik van dergelijke crèmes en om een passend behandelplan op te stellen dat aansluit bij uw specifieke behoeften en symptomen.

Heup-artrose

Ja, maar het is belangrijk om activiteiten te kiezen die de heup minder belasten, zoals zwemmen of fietsen. Overleg altijd met uw arts of fysiotherapeut.

Pijnklachten in de heupregio kunnen ook voortkomen uit de rug, wat de diagnose soms bemoeilijkt, bekend als het “hip-spine” dilemma. Om te bepalen of de pijn afkomstig is van het heupgewricht, kan een pijnstillende diagnostische injectie in het heupgewricht worden gegeven als test. Als de pijn aanhoudt, is de kans groot dat de oorzaak vanuit de rug komt en niet vanuit het heupgewricht.

Activiteiten aanpassen om overbelasting te vermijden, regelmatig rust nemen, oefeningen doen om de spieren rond de heup te versterken en het gebruik van hulpmiddelen zoals wandelstokken kunnen helpen.

Mensen met heupartrose kunnen verschillende klachten ervaren, waaronder:

  1. Pijn: Pijn in de lies, bil of heup die kan uitstralen naar de dij of knie is een veelvoorkomend symptoom van heupartrose. De pijn kan variëren in intensiteit en kan optreden tijdens activiteiten zoals lopen, staan of traplopen.

  2. Stijfheid: Mensen met heupartrose kunnen stijfheid ervaren in het heupgewricht, vooral na periodes van inactiviteit zoals zitten of liggen. Deze stijfheid kan het moeilijk maken om de heup vrij te bewegen.

  3. Beperkte bewegingsmogelijkheden: Heupartrose kan leiden tot beperkingen in het bewegingsbereik van de heup. Dit kan het moeilijk maken om activiteiten uit te voeren die flexibiliteit en mobiliteit van de heup vereisen.

  4. Moeite met lopen: Door pijn, stijfheid en beperkte beweging kunnen mensen met heupartrose moeite hebben met lopen. Dit kan leiden tot een verandering in looppatroon en hinken.

  5. Krakende sensatie: Sommige mensen met heupartrose ervaren een krakend of knarsend gevoel in het heupgewricht tijdens beweging. Dit kan gepaard gaan met pijn en stijfheid.

  6. Spierzwakte: Als gevolg van de pijn en beperkingen in beweging, kunnen de spieren rondom het heupgewricht verzwakken. Dit kan leiden tot verminderde stabiliteit en functie van de heup.

De totale heupprothese

De totale heupprothese die wordt geplaatst, is van de firma Mathys Orthopedics, een Zwitsers bedrijf dat protheses voor knie-, heup- en schoudergewrichten maakt.

De specifieke heupprothese die wordt geplaatst, is de zogenaamde twinSys. Deze prothese is in Nederland geregistreerd en heeft een ODEP-registratie. Dit betekent dat de prothese zich bewezen heeft en niet experimenteel is.

In plaats van de coventionele steel van de totale heupprothese kan er een zogenaamde “Short Stem” worden geplaatst. Dit is een relatief nieuwe design van de steel die korter is. 

Een voordeel van het plaatsen van de Short Stem is dat er minder bot weggezaagd hoeft te worden. Dit betekent dat er in de toekomst, indien de prothese vervangen dient te worden, een groter botreserve aanwezig is. Tevens leidt dit tot minder schade aan omliggend weefsel. Minder letsel aan bot en weke delen zal een herstel bespoedigen.

Daarnaast geeft de kortere steel minder druk in het dijbeen, wat de kans op pijn vermindert.

Zowel de voorste als de achterste benadering hebben hun eigen voor- en nadelen, en beide benaderingen zijn goed. De keuze voor een benadering moet op individuele basis worden gemaakt, gebaseerd op de kenmerken van de patiënt (zoals overgewicht, spiermassa, leeftijd) en de wensen van de patiënt, in overleg met de orthopedisch chirurg.

Potentiële voordelen van de voorste benadering

  • Verminderd tot geen schade aan spierweefsel doordat er langs het spierweefsel wordt gewerkt.
  • Minder postoperatieve pijn en minder behoefte aan pijnstillers vanwege minder beschadigd spierweefsel.
  • Verminderde kans op heupluxatie (heup uit de kom) tijdens revalidatie, doordat het ondersteunende spierweefsel intact blijft. Hierdoor zijn de herstelrichtlijnen in de eerste vier weken na de operatie milder. Patiënten mogen op hun zij slapen, direct belasten en bijna alle bewegingen maken op geleide van de pijn.

 

Potentiële nadelen voorste benadering

  • Mensen met een overgewicht of zeer gespierde patiënten zijn vaak geen goede kandidaten. De aanwezigheid van extra weefsel (vet of spier) maakt het lastig om toegang te verkrijgen tot het heupgewricht.
  • Het is een technisch moeilijkere ingreep.
  • Er is een risico op het beschadigen van de femoralis zenuw. Dit met als gevolg een doof gevoel in het bovenbeen en in zeldzame gevallen een pijnlijke huid. Deze complicatie treedt op in minder dan 1% van alle gevallen.
  • Er is een verhoogd risico op breuken. Omdat de toegangsweg moeilijker is zal er soms meer kracht gebruikt moeten worden om de prothese te plaatsen.
  • Er is een groter risico op problemen met de wondgenezing (vertraagd of huidinfectie), vooral bij overgewicht. Aan de voorzijde zit minder onderhuids weefsel dat goed doorbloed is, wat nodig is voor een snel herstel.
  • Er is vaak meer bloedverlies tijdens het implanteren via de voorste benadering. Aan de voorzijde van de heup lopen meer bloedvaten die beschadigd kunnen raken.
  • Het vervangen de heupprothese (revisie) is technisch complexer dan die bij een achterste benadering.

De totale heupprothese wordt ongecementeerd geplaatst.

Het plaatsen van een totale heupprothese duurt ongeveer één tot anderhalf uur.

Ja, u mag met een prothese gewoon een MRI-scan laten maken.

Indien u, bijvoorbeeld op het vliegveld, door een metaaldetector gaat, zal deze de metaalcomponenten van uw prothese herkennen. Dit kan geen kwaad voor uw prothese of gezondheid. U zult wel gefouilleerd worden.

In zeldzame gevallen gaat de prothese loszitten. Meestal wordt dit veroorzaakt door minuscule slijtdeeltjes die van de prothese loskomen. Zij veroorzaken een ontstekingsreactie rond de prothese, waarbij het lichaam de prothese afstoot. 

Veelvoorkomende uitdagingen tijdens de revalidatie kunnen zijn pijn, zwelling, beperkte mobiliteit, spierzwakte en onzekerheid over bewegingen. Fysiotherapeuten zijn getraind om deze uitdagingen aan te pakken en te begeleiden bij het herstelproces.

Een heupprothese kan zo vaak als nodig is worden vervangen, zolang er maar voldoende bot aanwezig is om de prothese in te verankeren. Bij elke vervanging wel steeds meer metaal gebruikt moeten worden en mogelijk zal het bot opgebouwd moeten worden voor een goede verankering van de prothese.

Een totale heupprothese is een implantaat dat het gehele heupgewricht vervangt en wordt vaak “nieuwe heup” of “kunstheup” genoemd.

Wanneer de klachten van heupartrose zo ernstig zijn dat ze het dagelijks leven beïnvloeden en conservatieve behandelingen onvoldoende helpen, is een totale heupprothese een geschikte oplossing.

De levensduur van de prothese neemt voortdurend toe en bedraagt nu meer dan 20 jaar.

Net als uw natuurlijke gewrichten wordt een kunstgewricht dagelijks blootgesteld aan aanzienlijke krachten. Dit kan uiteindelijk slijtage veroorzaken en ervoor zorgen dat onderdelen van de prothese loslaten. De manier waarop u uw kunstheup belast, beïnvloedt de levensduur ervan.

Indien de heupprothese toch vervangen dient te worden, vanwege loslating door een val, slijtage of infectie, dan is dit mogelijk met een zogenaamde revisie (vervangings)operatie.

Het is belangrijk om van tevoren te begrijpen wat het inhoudt om een totale heupprothese te krijgen. De belangrijkste punten zijn hieronder opgesomd.

  1. Pijnvrij: Na het plaatsen van een heupprothese is de pijn meestal verdwenen en de loopfunctie sterk verbeterd.
  2. Verbeterde heupfunctie: Men zal beter en langer kunnen wandelen en bewegen.
  3. Gemiddelde levensduur van meer dan 20 jaar
  4. Risico van infectie rondom de prothese: In zeldzame gevallen leidt een infectie elders in het lichaam tot ernstige infectie rond de prothese.
  5. Niet te zwaar belasten: Het wordt afgeraden de “nieuwe heup” in werk en sport zwaar te belasten.
  6. Revalidatie eerste 6 weken tot 3 maanden het zwaarste: Een totale heupprothese heeft een revalidatieperiode die verschilt van persoon tot persoon. U bent enige tijd onder behandeling bij een fysiotherapeut. In ieder geval zullen de eerste zes weken tot drie maanden als het meest vervelend ervaren worden. Het duurt soms tot een jaar voordat het eindresultaat te beoordelen is.
  7. Soms voelt de heup niet als vanouds: Soms zal de nieuwe heup nooit een volledig natuurlijk gevoel geven.
  8. Soms ontstaat een beenlengte verschil: Er kan een beenlengte verschil ontstaan bij het plaatsen van een heupprothese. Tot twee cm kan technisch noodzakelijk zijn en is daarom normaal.
    Vanaf een beenlengte verschil van 1 cm wordt het dragen van een verhoging in de schoen aanbevolen.
  9. Klikkend geluid: De heupprothese kan soms een klikkend geluid maken tijdens bewegen. Dit is geheel onschuldig, maar kan als hinderlijk worden ervaren.
  10. Metaaldetectors detecteren soms de prothese: Het is mogelijk dat metaaldetectors, bijvoorbeeld op een vliegveld, uw prothese detecteren. Dit is verder geheel onschuldig, u zult alleen gefouilleerd worden.

Ondanks onze zorgvuldige aanpak en voorzorgsmaatregelen, brengt de plaatsing van een heupprothese enkele risico’s met zich mee.

In minder dan 1% van de gevallen treden er complicaties op tijdens of na de operatie. Meestal gaat het om een infectie, waarbij vooral rokers een hoger risico lopen. Daarnaast is het belangrijk te weten dat factoren zoals overgewicht, suikerziekte en eerdere bacteriële infecties van de heup de kans op complicaties tijdens de operatie verhogen.

Er zijn specifieke complicaties en risico’s verbonden aan deze operatie, evenals algemene complicaties en risico’s die bij elke operatie kunnen optreden.

Algemene complicaties

  • Infectie: Ondanks voorzorgsmaatregelen (steriel werken, antibiotica) bestaat er altijd een risico op een infectie. Dit kan een oppervlakkige infectie zijn van de wond in de huid of een diepe infectie in het heupgewricht. In het laatste geval zal de heup meestal schoongespoeld moeten worden tijdens een kijkoperatie (arthroscopie). In zeer uitzonderlijke gevallen moet de prothese tijdelijk worden verwijderd.
  • Trombose vorming: Ondanks dat de u antistolling krijgt in de vorm van fraxiparine injecties, bestaat er toch de kans dat er zich een bloedstolsel vormt in een vat in het geopereerde gebied. Als dit stolsel losschiet kan deze een trombosebeen veroorzaken. Indien het stolsel losschiet en in de longen terecht komt kan het een longembolie veroorzaken.
  • Nabloeding: De wond in de huid kan nabloeden. Ook is het mogelijk dat er een nabloeding in de heup optreedt (haemartros).
  • Bloeduitstorting: Er kan een bloeduitstorting ontstaan in uw heup, die langzaam kan zakken richting uw knie en enkel. Dit is onschuldig en het gevolg van kleine bloedingen in het operatiegebied die vanzelf zullen stelpen.
  • Vertraagde wondgenezing: Soms geneest de huid minder snel dan normaal. Vooral roken is hiervoor een risicofactor.
  • Doof gevoel van de huid: Bij de incisie (insnijden) van de huid kunnen er kleine zenuwtakjes beschadigd of gekneusd raken, met als gevolg dat de huid rondom de wond gaat tintelen of gevoelloos kan worden. Dit is geen complicatie maar inherent aan de operatie. Meestal trekt dit langzaam weer weg, maar zenuwweefsel heeft soms een jaar nodig om te genezen, soms is dit ook blijvend. Patiënten ervaren dit over het algemeen niet als hinderlijk.

 

Specifieke complicaties en risico’s

  • Schade aan andere structuren bij de heup: In zeldzame gevallen wordt een bloedvat of zenuw in de heup beschadigd. Door rek kan er een, meestal tijdelijke, uitval optreden van de zenuw die verantwoordelijk is voor het heffen van de voet.
  • Loslaten van de prothese: Soms laat één van de componenten van de heupprothese los, dit kan optreden door een infectie, door een val of slijtage door gebruik. Men kan dan de heupprothese vervangen voor een nieuwe heup (revisie).
  • Verkeerde plaatsing: In uitzonderlijke gevallen wordt de heupprothese toch niet helemaal goed geplaatst waardoor de kunstheup minder goed beweegt of ontkoppelt (uit de kom).
  • Breuk (fractuur): Bij het inslaan van de steel van de prothese in het bovenbeen kan er een barst of breuk in het bot ontstaan. Dit wordt direct tijdens de operatie opgelost, maar heeft gevolgen voor de belastbaarheid direct na de operatie en het te volgen revalidatietraject. Meestal geneest dit in 6 weken.
  • PAO = peri-articulaire ossificaties: Soms vormen zich verkalkingen en verbeningen in de weke delen rond de nieuw ingebrachte kunstheup. De exacte oorzaak hiervoor is niet bekend. Het heupgewricht wordt hierdoor wel stijf. Om dit te voorkomen krijgt u na de operatie gedurende 10 dagen een zogenaamde NSAID (ontstekingsremmer). In uitzonderlijke (zeer ernstige) gevallen moet er bestraald worden.
  • Klikkend geluid: De heupprothese kan een klikkend geluid produceren bij het bewegen van uw been. Dit is feitelijk geen complicaties, maar een normaal verschijnsel van een heupprothese.
  • Luxatie (ontkoppeling): In de eerste drie maanden na het plaatsen van een heupprothese bestaat er een risico dat de nieuwe heup uit de kom gaat. Om dit te voorkomen krijgt u regels met betrekking tot bewegingen en houdingen die u wel en niet mag maken.
  • Beenlengte verschil: Bij de operatie tracht de orthopedisch chirurg zoveel mogelijk de beenlengte van het te opereren been dezelfde lengte te geven als de andere zijde. Soms is het technisch noodzakelijk om een beenlengte tot 2 cm te accepteren. Of er een beenlengte verschil bestaat kan pas na drie maanden worden beoordeeld, wanneer de strekfunctie van het geopereerde been gelijk is aan die van het niet geopereerde been.
  • Slijmbeursontsteking (bursitis trochanterica): Enkele patiënten behouden enige gevoeligheid rondom de slijmbeurs van de heup. Dit is de slijmbeurs die aanwezig is rond het bot dat voelbaar is aan de buitenzijde van het dijbeen. Dit kan klachten met zich meebrengen. Meestal zijn de klachten echter mild van aard.

Vanwege de prothese is het essentieel om infecties te voorkomen en indien nodig snel te laten behandelen. Een infectie elders in het lichaam door een bacterie kan zich via de bloedbaan verspreiden en in de prothese terechtkomen. Doordat de prothese geen bloedtoevoer heeft, is een infectie daar lastig te genezen door het eigen lichaam, en kan antibiotica het gebied moeilijk bereiken.

Hier zijn enkele adviezen en richtlijnen om infecties bij de prothese te voorkomen:

  • Vermijd pedicurebezoeken gedurende de eerste drie maanden. Nagels knippen is wel toegestaan. Indien er na deze periode een wondje ontstaat bij de pedicure, zorg dan voor goede verzorging. Als de wond gaat infecteren (roodheid, zwelling, pus), raadpleeg dan uw huisarts en meld dat u een prothese heeft.
  • Als er een infectie dreigt te ontstaan of als u al een infectie heeft (bijvoorbeeld een urineweginfectie, wondjes aan het been of de voet van het geopereerde been, steenpuisten, bronchitis, keelontsteking), neem dan contact op met uw huisarts. De infectie wordt indien nodig behandeld met antibiotica.
  • Als u een operatie of inwendig onderzoek (zoals een kijkoperatie) plant, meld dit altijd aan uw specialist dat u een prothese heeft.
  • Bij tandheelkundige behandelingen, zoals een wortelkanaalbehandeling of het trekken van kiezen of tanden, is een preventieve antibioticabehandeling niet nodig.

Om uw herstel te bevorderen, is het belangrijk om regelmatig de voorgeschreven oefeningen te doen, de adviezen van uw fysiotherapeut op te volgen, gezond te eten, voldoende rust te nemen en eventuele zorgen of problemen met uw zorgverleners te bespreken.

Niet iedereen is een geschikte kandidaat voor deze procedure. Uw orthopedisch chirurg zal uw medische geschiedenis, fysieke conditie en specifieke behoeften evalueren om te bepalen of dit de beste optie voor u is.

Sommige mensen kunnen allergische reacties ervaren op bepaalde materialen in een heupprothese, zoals metalen. Als u vermoedt dat u allergisch bent voor bepaalde materialen, bespreek dit dan met uw chirurg voordat de prothese wordt geplaatst.

Een heupprothese kan langer dan 20 jaar meegaan. De duurzaamheid kan variëren afhankelijk van factoren zoals levensstijl en activiteitsniveau.

De levensduur van een gereviseerde heupprothese kan variëren afhankelijk van factoren zoals leeftijd, activiteitsniveau en eventuele complicaties tijdens de operatie. Het is belangrijk om regelmatig follow-up te hebben met uw orthopedisch chirurg.

Ja, revisiechirurgie kan pijn verlichten en de functionaliteit van de heup verbeteren indien de oorspronkelijke prothese problemen veroorzaakt.

Tijdens de revalidatieperiode kunnen oefeningen gericht zijn op het versterken van de spieren rondom de heup, het verbeteren van mobiliteit en evenwicht, en het bevorderen van een gezonde looppatroon. Specifieke oefeningen worden aangepast aan de behoeften en mogelijkheden van elke patiënt.

Een zekere mate van ongemak of pijn tijdens de revalidatieperiode is normaal na een totale heupprotheseoperatie. De fysiotherapeut zal u helpen bij het beheren van pijn en het geleidelijk opbouwen van activiteiten om uw comfort en herstel te optimaliseren.

Heupprotheses kunnen gemaakt zijn van materialen zoals metaal, keramiek of kunststof. De combinatie van materialen kan variëren afhankelijk van het type prothese en de behoeften van de patiënt.

Hoewel het zeldzaam is, kan een heupprothese in bepaalde omstandigheden breken, bijvoorbeeld door een val of overmatige belasting. In geval van een mogelijke breuk, dient u onmiddellijk medische hulp te zoeken.

Na een totale heupprothese-operatie kunnen beperkingen optreden bij bepaalde activiteiten zoals sporten met impact, diepe buigingen maken of zware gewichten tillen. Het is belangrijk om advies te vragen aan uw medisch team over welke activiteiten vermeden moeten worden.

De heupprothese kan geplaatst worden via de zogenaamde voorste benadering. Dit wordt ook wel een ASI genoemd, wat een afkorting is van Anterior Supine Intermuscular.

Anders dan bij de achterste benadering, de meest gebruikte techniek, wordt hierbij geen of minimale schade aangebracht aan het spierweefsel tijdens het plaatsen van de prothese.

Hier kunt u meer lezen over het verschil tussen de voorste (ASI) en achterste benadering.

De meest gebruikte operatiemethode voor het plaatsen van een heupprothese is de achterste benadering. Er zijn enkele verschillen tussen de voorste en achterste benadering bij het plaatsen van een heupprothese.

Locatie van de incisie

  • Bij een voorste benadering wordt de huidsnede aan de voorzijde van de heup gemaakt.
  • Bij de achterste benadering wordt de incisie aan de zijkant van de heup gemaakt.

Spieren

  • Bij de voorste benadering werkt de chirurg tussen de spieren door met minimale of geen snede in het spierweefsel.
  • Bij de achterste benadering moet de chirurg een aantal pezen los snijden, die aan het einde van de operatie weer worden gehecht.

Technische complexiteit

  • Bij de voorste benadering is er beperkt zicht op het heupgewricht, waardoor de operatie technisch uitdagender is.
  • Bij de achterste benadering is er een goed zicht op het heupgewricht en eenvoudigere toegang tot het heupgewricht.

Bij beide benaderingen moet het gewrichtskapsel geopend worden en moeten de botten worden voorbereid voor het implanteren van de prothese.

Voor patiënten met allergieën (overgevoeligheid) voor bepaalde metalen zijn er implantaten met speciale legeringen. Vaak betreft het een overgevoeligheid voor nikkel, kobalt of chroom. De gebruikte implantaat componenten zijn voorzien van een titaniumnibiumnitride (TiNbN) -coating. Het voorkomt dat metaalionen loslaten en contact maken met het omliggende weefsel. Dit voorkomt allergische reacties.

Geef bij de arts aan welke allergieën u heeft.  

De timing voor het hervatten van uw werkzaamheden hangt af van het type werk dat u doet, de omvang van de operatie en de voortgang van uw revalidatie. Over het algemeen wordt ernaar gestreefd om binnen drie maanden weer aan het werk te gaan.

  • Voor licht werk, zoals een kantoorbaan, kan men na zes weken het werk hervatten.
  • Voor zwaarder werk waar meer mobiliteit vereist is, kan dit tien tot twaalf weken duren.
  • Bij zwaar lichamelijk werk, zoals in de bouw, zal slechts een klein percentage van de patiënten hun werkzaamheden kunnen hervatten.

Werkhervatting dient bij voorkeur te gebeuren onder begeleiding van een bedrijfsarts. Mogelijk dient men de werkzaamheden (tijdelijk) aan te passen. Zo nodig kan de re-integratie gefaseerd plaatsvinden, men bouwt de werkzaamheden in fases op.

In de eerste 6-12 weken mag u het knie niet teveel buigen. daar moet u rekening mee houden. Verder zijn er geen bezwaren tegen seks.

Fietsen

Men kan vrijwel onmiddellijk beginnen met fietsen op een hometrainer. Op een hometrainer is het eenvoudig om op te stappen en af te stappen, en het risico op vallen is minimaal. Na overleg met uw arts en fysiotherapeut kunt u beginnen met fietsen buiten zodra u voldoende buiging in de heup heeft.

Sporten

Hervatten van sport gebeurt altijd in overleg met de orthopedisch chirurg en fysiotherapeut.

Fietsen, wandelen, zwemmen en fitness zijn geschikte activiteiten om te doen met een totale heupprothese. Contactsporten zoals voetbal en basketbal worden afgeraden vanwege het hogere risico op vallen en de toegenomen druk op de prothese tijdens het rennen. Daarom wordt ook hardlopen afgeraden.

Skiën is toegestaan wanneer men dit in het verleden al vaker heeft gedaan. We raden niet aan om het pas te gaan leren wanneer de totale heupprothese is geplaatst. Vermijd de drukke of moeilijke gebieden.

Recreatief tennissen is ook toegestaan.

Het hervatten van andere sporten dient te gebeuren na overleg met uw arts.

 

Soms is het nodig een prothese te vervangen. Hier zijn enkele redenen waarom dit kan gebeuren:

  1. Versleten Prothese: Na verloop van tijd kan de prothese slijtage vertonen, wat kan leiden tot pijn, instabiliteit en verminderde functionaliteit.
  2. Infectie: Als er een infectie optreedt rondom de prothese, kan het nodig zijn om deze te vervangen om de infectie te behandelen en verdere schade te voorkomen.
  3. Loslating: Soms kan de prothese loskomen van het bot, wat kan leiden tot pijn en instabiliteit. In dit geval is het vervangen van de prothese noodzakelijk.
  4. Breuk van Component: Als er een breuk optreedt in één van de componenten van de prothese, kan dit leiden tot dislocatie en pijn, wat een revisieoperatie vereist.

Vooral als er iets verandert met uw heup (met name pijn) dient u contact op te nemen met uw orthopedisch chirurg. Deze kan onderzoeken waar deze verandering door wordt veroorzaakt..

  1. Aanhoudende Pijn: Als u aanhoudende of toenemende pijn ervaart in het gebied van de prothese, zelfs na rust of medicatie, kan dit een teken zijn dat de prothese niet meer goed functioneert.
  2. Zwelling en Ontsteking: Zwelling, warmte of roodheid rondom het gebied van de prothese kan wijzen op een mogelijke infectie of irritatie die kan duiden op de noodzaak van vervanging.
  3. Instabiliteit of Loslating: Als u merkt dat de prothese losser aanvoelt dan normaal, instabiel is tijdens beweging of als u ongewone geluiden hoort bij beweging, kan dit wijzen op loslating van de prothesecomponenten.
  4. Beperkte Bewegingsvrijheid: Als u moeite heeft met het uitvoeren van dagelijkse activiteiten vanwege beperkingen in de bewegingsvrijheid, kan dit aangeven dat de prothese niet meer goed functioneert.
  5. Veranderingen in Functionaliteit: Als u merkt dat uw heup of knieprothese niet meer zo effectief is als voorheen, bijvoorbeeld moeite met lopen, buigen of dragen van gewicht, kan dit wijzen op problemen met de prothese.

Een revisieoperatie is technisch uitdagender dan het plaatsen van de oorspronkelijke prothese. Daarnaast is er vaak meer metaal nodig om de prothese stevig te verankeren aan het resterende bot. Elke revisieoperatie is maatwerk, aangezien elke patiënt een unieke operatieve oplossing vereist.

Meestal wordt er een cuprevisie uitgevoerd vanwege slijtage, waarbij alleen de kunstheupkom wordt vervangen. Hierbij wordt een nieuwe, vaak grotere cup geplaatst die met botcement wordt vastgezet.

Loslating van de prothese en breuken rondom de prothese komen minder vaak voor dan cuprevisies. In deze gevallen wordt een langere steel geplaatst die dieper verankerd is in de schacht van het dijbeen.

Botcement, is een medisch materiaal dat vaak wordt gebruikt tijdens orthopedische operaties, zoals bij heup- en knievervangingen. Het is een pasta-achtige substantie die wordt gebruikt om protheses of implantaten in botten te bevestigen.

Bij gewrichtsvervangende operaties verwijzen de termen ‘gecementeerd’ en ‘ongecementeerd’ naar de manier waarop de prothese wordt bevestigd aan het bot:

  • Gecementeerd: Bij een gecementeerde gewrichtsvervangende operatie wordt de prothese met behulp van botcement stevig aan het bot bevestigd. Het cement vult de ruimte tussen het bot en de prothese en creëert een sterke hechting.

  • Ongecementeerd: Bij een ongecementeerde gewrichtsvervangende operatie wordt de prothese direct in het bot geplaatst zonder het gebruik van botcement. De prothese heeft een ruw oppervlak dat het bot stimuleert om aan te groeien en zich aan de prothese te hechten.

De keuze tussen een gecementeerde en ongecementeerde procedure hangt af van verschillende factoren, waaronder de conditie van het bot, de gezondheid van de patiënt en de voorkeur van de chirurg. Beide methoden hebben als doel om de functionaliteit van het gewricht te herstellen en pijn te verlichten, wat uiteindelijk de kwaliteit van leven van de patiënt verbetert na de operatie.

Het revalidatietraject is doorgaans langer en intensiever na een revisieoperatie dan na het plaatsen van de originele heupprothese. De duur van het herstel wordt onder andere beïnvloed door de complexiteit van de revisie en eventuele bijkomende behandelingen, zoals botopbouw of fixatie van een botbreuk.

Als de pijnstilling goed is ingesteld en de eerste stappen zijn gezet, mag men de volgende dag naar huis om daar aan het herstel te werken.

Na de operatie mag de patiënt het been direct belasten (dus op het been staan) met ondersteuning van twee elleboogkrukken. Er wordt ook direct gestart met fysiotherapie.

De fysiotherapeut zal per individu beoordelen hoe het revalidatieprogramma verloopt en indien nodig de snelheid, mate van belasting en soort training aanpassen. De fysiotherapie richt zich op het versterken van de beenspieren, het optimaliseren van de beweeglijkheid van de heup en het minimaliseren van zwelling.

Over het algemeen zal men de eerste zes weken na de operatie met twee krukken lopen. Daarna wordt het gebruik van de krukken in ongeveer twee weken afgebouwd, zodat men na twee maanden volledig zonder krukken kan lopen.

Na ongeveer drie maanden zal de heup steeds natuurlijker aanvoelen. Het duurt echter ongeveer 18 maanden voordat de patiënt echt kan beoordelen hoe de nieuwe heup aanvoelt.

De operatiegegevens van alle patiënten die een prothese krijgen, worden anoniem vastgelegd in de “Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten” (LROI).

Door deze gegevens te registreren, krijgen we een beter inzicht in de levensduur van protheses. Dit helpt ons de kwaliteit van zorg te verbeteren. Als u bezwaar heeft tegen de registratie van uw gegevens in dit register, laat dit dan weten aan uw behandelend arts.

Meer informatie vindt u op de website van de LROI: https://www.lroi.nl/patienten/wat-doen-we-voor-u

Om te voorkomen dat de heupprothese luxeert (uit de kom gaat; ontkoppelen van de prothese), moeten bepaalde bewegingen worden vermeden. 

Bewegingen die u niet mag maken bij een achterste benadering:

  • Buig de heup niet meer dan 90 graden
  • Kruis het geopereerde been niet over het andere been
  • Draai het geopereerde been niet naar binnen

Bewegingen die u niet mag maken bij een voorste benadering:

  • Buig de heup niet meer dan 90 graden
  • Kruis het geopereerde been niet over het andere been
  • Draai het geopereerde been niet naar buiten
  • Verplaats het geopereerde been niet naar buiten

Voorkom dat u kunt uitglijden of struikelen.

Regels en adviezen bij staan en lopen​

  • Kruis de benen nooit
    • Zorg dat de benen naast elkaar staan
  • Houd de tenen naar voren gericht
    • Achterste benadeling: Draai de voet van het geopereerde been niet naar binnen
    • Voorste benadering: Draai de voet van het geopereerde been niet naar buiten
  • Buig niet voorover en hurk niet om te voorkomen dat de heup te ver buigt
    • Als u iets van de grond wilt rapen, plaats dan eerst het geopereerde been achter u, zoek met één hand steun op stoel of tafel en reik met uw vrije hand
  • Maak geen draaibeweging: draai de schouders of taille niet in de richting van het geopereerde been waarbij de voet vast op de grond staat
    • Til de voet van het geopereerde been op en draai het hele lichaam in de richting van het geopereerde been
    • Maak kleine stapjes in de richting waarin men wil draaien, maak hierbij vooral gebruik van het “goede” been
  • Stap niet op verhogingen waarbij de knie hoger komt dan de heupen
  • Trek de knie niet op richting de buik. Zet bijvoorbeeld uw voet niet op een stoel om de kousen aan te trekken
    • Gebruik zo nodig een kousen-aantrekker en lange schoenlepel
  • Beperk traplopen
    • Trap op: niet-geopereerde been eerst
    • Trap af: geopereerde been eerst
  • Ga regelmatig een stukje wandelen
  • Neem kleine passen en loop langzaam op vochtige of oneven ondergrond om uitglijden of struikelen te voorkomen
  • Draag schoenen die stevig om de voet zitten, een niet gladde zool hebben en een brede hak
    • Schoenen met hoge hakken en slippers zijn de eerste drie maanden na de operatie ongeschikt omdat u hiermee kunt vallen
  • Zorg dat u niet te ver hoeft te reiken
    • Neem liever een extra stap of zet spullen binnen handbereik

Regels en adviezen bij zitten

  • Gebruik stoelen met armleuningen en een rechte rugleuning. Gebruik de armleuningen van de stoel voor ondersteuning wanneer u wilt gaan zitten of staan. Dit vermindert de druk op de benen en heupen. Het voorkomt ook de neiging naar voren te buigen bij het opstaan
  • Ga niet met de benen over elkaar zitten of direct naast elkaar
    • Ga zitten met gespreide benen (ongeveer 15 cm uit elkaar) waarbij de tenen naar voren wijzen
  • Ga niet op een stoel zitten waarbij de heupen op hetzelfde niveau of lager uitkomen dan de knieën
    • Plaats zo nodig een kussen op de stoel zodat uw heupen hoger blijven dan de knieën
    • Ga niet op zachte banken of stoelen zitten. Men zakt dan te ver weg, waarbij de heup te veel buigt
  • Buig het bovenlichaam niet naar voren als u gaat zitten of vanuit een zittende positie opstaat
    • Houdt het bovenlichaam recht en steun op de armleuningen wanneer u gaat zitten en staan
    • Zet daarbij het geopereerde been naar voren en de voet van uw andere been onder de stoel
  • Leun in zittende houding niet naar voren
    • Houdt het bovenlichaam recht

Toilet

  • Een standaard toilet is soms te laag, de heup moet dan te ver buigen. Maak gebruik van een toiletverhoger waarbij de heupen hoger blijven dan de knieën
  • Handgrepen aan weerszijde van het toilet maken zitten en opstaan gemakkelijker
  • Indien u op de verdieping waar u slaapt geen toilet heeft, gebruik dan een toiletstoel

Slaaphouding

Doen

  • Slaap bij voorkeur de eerste zes weken op uw rug met een dik kussen tussen de bovenbenen
  • Zijligging mag met een dik kussen tussen de benen:
    • Achterste benadering: op uw geopereerde zijde
    • Voorste benadering: op uw niet-geopereerde zijde
  • Op uw andere zijde mag u weer liggen na zes weken, maar pas nadat u op controle bent geweest bij uw arts

Niet doen

  • Leg de benen nooit over elkaar
  • Trek de knieën niet richting de borst (foetus houding)
  • Let op de draaing van het been:
    • Achterste benadering: Zorg dat de tenen van het geopereerde been niet naar binnen draaien
    • Voorste benadering: Zorg dat de tenen van het geopereerde been niet naar buiten draaien
  • Leg geen kussen onder uw knieën 
  • Slaap niet op de buik. Het probleem met op de buik liggen is dat de voeten dan te ver naar buiten of te ver naar binnen draaien

 

Adviezen

  • Buig niet voorover als u in bed ligt, bijvoorbeeld om de deken of kussen te pakken
    • Zorg dat de deken en het kussen op de juiste plek liggen voordat u in bed stapt
  • Houd bij het in- en uit bed stappen de voet van het geopereerde been goed zoveel mogelijk recht
    • Stap bij voorkeur eerst met het geopereerde been uit bed
    • Stap bij voorkeur met niet geopereerde been in bed
  • Zorg dat de hoogte van uw bed ongeveer twee centimeter boven u knieholte uitkomt
  • Verhoog zo nodig het bed met een extra matras. Dit voorkomt dat de heup te ver buigt
  • Slaap bij voorkeur de eerste weken op de begane grond. U kunt een bed lenen bij de thuiszorgwinkel
  • Zorg dat het matras stevig genoeg is om te voorkomen dat u te diep wegzakt

Wassen

  • Het is veiliger om zittend te douchen
    • Maak gebruik van een douchekruk of -stoel die aan te passen is in hoogte. Zorg ervoor dat de hoogte zo wordt aanpast dat de heupen hoger blijven dan de knieën tijdens het zitten
  • Voorkom uitglijden en maak gebruik van een antislipmat
  • Ga niet in bad zitten. De heup buigt hierbij te veel.
  • Niet voorover buigen, knielen en hurken
    • Maak zo nodig gebruik van hulpmiddelen bij het wassen en afdrogen (helping hand, badborstel)

Aan- en uitkleden

  • Niet staand aan- of uitkleden
    • Ga op een stoel zitten of op de rand van het bed
  • Houd de voet van het geopereerde been zoveel mogelijk recht
  • Buig niet voorover. Trek de knieën niet op. Kruis de benen niet
    • Gebruik hulpmiddelen (helping hand, kousenaantrekker, elastische veters, lange schoenlepel)
  • Begin bij het aankleden met het geopereerde been
  • Begin bij het uitkleden met het niet-geopereerde been
  • Vraag hulp bij het aan- en uittrekken van elastische kousen
  • Niet voorover buigen, knielen of hurken
  • Beperk uw huishoudelijke activiteiten en werk zoveel mogelijk zittend
  • Wissel staan en zitten zoveel mogelijk af en neem regelmatig pauzes
  • Voorkom zwaardere activiteiten, zoals stofzuigen en bed verschonen
  • Doe het strijken bij voorkeur zittend
  • Doe het snijwerk zittend aan een tafel of op een sta-kruk bij het aanrecht. Als het bereiden van maaltijden problemen geeft, kies dan voor een cateringservice of kant en klaar maaltijden
  • Ga niet op trapjes staan
  • Reorganiseer zo nodig kastjes, zodat u niets van een lage plank hoeft te pakken

Tot de eerste controle op de polikliniek na zes weken mag men niet autorijden, fietsen of zwemmen. 

  • De eerste zes weken mag u niet zelf autorijden, meerijden kan wel. Er is geen aangepast vervoer nodig
  • Ga pas zelf weer autorijden als u toestemming heeft van uw arts en verzekeraar
    • Om te kunnen autorijden moet u een stuk kunnen lopen zonder hulpmiddel. De kruk moet in de achterbak en u moet naar het portier kunnen lopen
    • Daarnaast moet u genoeg kracht in het geopereerde been hebben. Dit oefent u bij de fysiotherapeut op de leg-press. Als u 30 kg kan wegdrukken met uw geopereerde been, dan heeft u genoeg kracht en coördinatie in uw been
  • Van uw verzekering mag u pas weer autorijden als u van uw orthopedisch chirurg toestemming hebt gekregen. Wel onder de voorwaarden zoals hierboven beschreven

In en uit een auto stappen

Instappen:

  • Als u met iemand meerijdt bij voorkeur voorin naast de chauffeur
  • Stoel geheel naar achteren schuiven en rugleuning iets naar achteren
  • Het in- en uitstappen gaat gemakkelijker als de zitplaats wordt verhoogd met een stevig kussen met een plastic (vuilnis)zak eromheen zodat het draaien beter gaat
  • Ga zijwaarts op de zitting zitten en draai de benen bij
  • Pauzeer bij langere autoritten
    • Stop iedere één à  twee uur om even te lopen

Uitstappen:

  • Draai bij het uitstappen eerst de benen uit de auto. Ga vervolgens zijwaarts op de zitting zitten en sta dan pas op
  • Steun nemen kan het beste op een volledig geopend raampje
  • Stap in de auto vanaf straathoogte, niet vanaf het trottoir

Fietsen

Men kan vrijwel onmiddellijk beginnen met fietsen op een hometrainer. Op een hometrainer is het eenvoudig om op te stappen en af te stappen, en het risico op vallen is minimaal. Na overleg met uw arts en fysiotherapeut kunt u beginnen met fietsen buiten zodra u voldoende buiging in de heup heeft.

Sporten

Hervatten van sport gebeurt altijd in overleg met de orthopedisch chirurg en fysiotherapeut.

Fietsen, wandelen, zwemmen en fitness zijn geschikte activiteiten om te doen met een totale heupprothese. Contactsporten zoals voetbal en basketbal worden afgeraden vanwege het hogere risico op vallen en de toegenomen druk op de prothese tijdens het rennen. Daarom wordt ook hardlopen afgeraden.

Skiën is toegestaan wanneer men dit in het verleden al vaker heeft gedaan. We raden niet aan om het pas te gaan leren wanneer de totale heupprothese is geplaatst. Vermijd de drukke of moeilijke gebieden.

Recreatief tennissen is ook toegestaan.

Het hervatten van andere sporten dient te gebeuren na overleg met uw arts.

ls de wond droog dan hoeft men er niks meer aan te doen. Lekt de wond nog bloed of wondvocht dan kan men gebruik maken van de steriele pleisters, die men op recept heeft verkregen. Men mag de operatiewond, tijdens het vervangen van de pleisters, niet aanraken.

Gebruik de eerste vijf tot zes weken geen crème of lotion op de wond. Ook geen littekencrème. De wond dient helemaal dicht en rustig te zijn.

De operatiewond in de huid is gesloten met een van de volgende hechtmethoden:

  • Oplosbare hechtingen die vanzelf oplossen en niet verwijderd hoeven te worden. Soms moeten de knoopjes van deze hechtingen worden weggeknipt als ze gaan irriteren.
  • Nietjes die ongeveer op de twaalfde dag na de operatie door de huisarts mogen worden verwijderd.

De huid rondom de hechtingen kan in de eerste twee weken wat geïrriteerd ogen. Deze irritatie zal verminderen nadat de knoopjes van de hechtingen of de nietjes zijn verwijderd. De roodheid zal na het verwijderen van de hechtingen afnemen. Als het wondgebied aanhoudend rood blijft, sterk gezwollen is of vocht afscheidt, is het raadzaam contact op te nemen met de polikliniek Orthopedie.

Na de operatie is het belangrijk om de volgende richtlijnen te volgen tijdens het douchen en baden om een verstoorde wondgenezing te voorkomen.

  • Als er nietjes zijn geplaatst, mag douchen als de wond volledig droog is. Meestal is dit na drie tot vier dagen.
  • Als er oplosbare hechtingen zijn gebruikt, mag u weer douchen als de wond niet meer lekt en dus volledig droog is. Meestal is dit na drie tot vier dagen.
  • Om voor die tijd te kunnen douchen, kan men bij de apotheek of thuiszorgwinkel een beschermhoes aanschaffen.
  • Na het douchen de wond droog deppen, NIET wrijven.
  • Gebruik voor het drogen van de wond steeds een schone handdoek.
  • Gebruik rond het wondgebied geen crème of lotion.
  • Men mag pas weer in bad als de wond gesloten is, meestal is dit na zes weken.
  • De operatiewond moet schoon en droog blijven.
  • Men kan de wond het beste alleen met water wassen door deze voorzichtig af te spoelen met de douchekop.

Na een totale heupprothese-operatie wordt de patiënt gevraagd om op controle te komen op de polikliniek na ongeveer zes weken, drie maanden en één jaar na de operatie. Deze controles zijn bedoeld om het herstel en de functionaliteit van de heupprothese te evalueren, eventuele problemen tijdig te signaleren en de verdere revalidatie te begeleiden. Het is belangrijk om deze follow-up afspraken nauwgezet na te komen voor een optimale nazorg en monitoring van de heupprothese.

Na de operatie zult u nog een tijd klachten hebben. Dit zijn normale verschijnselen als gevolg van de operatie. Vaak is het lastig om in te schatten of dit normaal is of een teken is van een probleem. Hier staan een aantal klachten opgesomd, die normaal zijn na de operatie.

Ervaart u andere klachten of twijfelt u of uw klachten na de operatie wel normaal zijn, bespreek dit gerust met uw arts.

Het is normaal dat u na de operatie last heeft van:

  • Malaise, spierpijn, keelpijn: Na een operatie kan men zich enige tijd niet helemaal fit voelen, zeker als men een algehele narcose heeft gehad. U kunt last hebben van spierpijn en/of keelpijn (bij narcose).
  • Misselijkheid: Na een algehele narcose kan men nog een enkele dagen last hebben van misselijkheid.
    • Indien nodig mag men een medicament tegen de misselijkheid innemen, die men op recept heeft verkregen.
    • Verder moet men na een algehele narcose voorzichtig zijn met zware maaltijden. Deze kunnen misselijkheid veroorzaken.
    • Als u rookt, houdt er dan rekening mee dat roken na een narcose vaak klachten van duizeligheid, misselijkheid en braken veroorzaakt.
  • Pijn in de heup: De eerste twee weken na de operatie kan men nog pijn hebben aan de geopereerde heup. Dit is normaal en betekent niet dat de prothese los zit of niet goed werkt. U heeft pijnstilling gekregen, die u mag gebruiken. De pijn wordt vanzelf minder en na ongeveer drie maanden zal men weinig last meer hebben.
    • Het eerste jaar kan men nog wel pijn hebben als men bijvoorbeeld een lange wandeling heeft gemaakt.
    • Ook kan men een tijd last houden van pijnlijk gevoel tijdens het lopen als men net is opgestaan.
  • Spierpijn in het bovenbeen: Dit kan de eerste maanden aanwezig zijn.
  • Zwelling van been en voet: Het geopereerde been kan tot ongeveer drie maanden na de operatie flink dikker zijn dan het andere been, maar het kan tot een jaar duren voordat het weer helemaal normaal is. Als men meer staat en loopt, kunnen ook het onderbeen en de voet dik worden. Dit is niet ernstig, maar kan lastig zijn, bijvoorbeeld omdat een schoen niet meer past of knelt. De eerste weken dat men weer thuis is zal het been geleidelijk minder dik worden. Meestal is ’s avonds het been het meest gezwollen.
    • Om de zwelling te verminderen, is het verstandig om ‘s morgens en ’s avonds een uur lang met de benen omhoog te zitten. Ook is het belangrijk regelmatig de oefeningen uitvoert die men van de fysiotherapeut leert.
    • Ook kan de heup warm aanvoelen, dit is normaal en kan een lange tijd, soms wel maanden, aanhouden. Extreme roodheid van de heup is echter abnormaal en men dient dan contact op te nemen met de polikliniek Orthopedie.
  • Bloeduitstorting: Er kan een bloeduitstorting ontstaan in uw knie, die langzaam kan zakken richting uw onderbeen en enkels. Dit is onschuldig en het gevolg van kleine bloedingen in het operatiegebied die vanzelf zullen stelpen. De bloeduitstorting zal door het lichaam worden opgeruimd. dit duurt ongeveer vier tot zes weken.
  • Slechter slapen: De nachtrust kan de eerste tijd verstoord zijn.
    • Het is niet verstandig om slaapmedicijnen te gebruiken. U kunt hiervan suf worden, met een grotere kans op vallen.
  • Vaker plassen: Er ontstaat vocht in de heup na de operatie. Dit vocht wordt door het lichaam zelf opgenomen in het bloed en afgevoerd in de urine. Dit gebeurt vaak in de nacht, als men plat in bed ligt, met als gevolg dat men vaker naar het toilet moet.

Mocht er zich in de thuissituatie na de operatie iets voordoen, met betrekking tot de ingreep, dat dringend hulp/attentie nodig heeft, dan kunt u contact opnemen met de kliniek of met het algemene nummer van Acibadem IMC: 020 238 8800. Bij complicaties kunt u Acibadem IMC (buiten) werktijden op het noodnummer bereiken: 06 214 66 796

Als u thuis bent, dan neemt u bij één of meer van de volgende verschijnselen contact op met Acibadem IMC:

  • U voelt zich ziek of krijgt koorts van 38,5˚C of hoger vanaf vijf dagen na de operatie
  • Toename van de pijn, die onvoldoende reageert op de pijnstilling
  • De geopereerde heup voelt warmer aan dan eerst of wordt dikker
  • De wond zoveel heeft gelekt dat de pleister totaal is verzadigd
  • De wond lekt na dag 7 na de operatie nog steeds bloed of wondvocht
  • De omgeving rondom het verband is rood en pijnlijk.
  • Als de wond gaat lekken of dik wordt en/of meer pijn gaat doen
  • Als uw kuit pijnlijk, dik of warm aanvoelt
  • Bij pijn in de kuit tijdens het optrekken van de tenen
  • Als u niet meer op het been kunt staan, terwijl dit eerst wel goed mogelijk was

Overleg vooraf altijd met uw orthopedisch chirurg. In het algemeen geldt:

  • Korte vluchten (minder dan 4 uur vliegen): Na 12 weken
  • Lange vluchten: Na 6 maanden

De duur van fysiotherapie na een totale heupprothese kan variëren, maar patiënten worden meestal geadviseerd om gedurende enkele weken tot maanden na de operatie regelmatig fysiotherapiesessies te volgen om het herstel en de mobiliteit te bevorderen.

In plaats van de coventionele steel van de totale heupprothese kan er een zogenaamde “Short Stem” worden geplaatst. Dit is een relatief nieuwe design van de steel die korter is. 

Een voordeel van het plaatsen van de Short Stem is dat er minder bot weggezaagd hoeft te worden. Dit betekent dat er in de toekomst, indien de prothese vervangen dient te worden, een groter botreserve aanwezig is. Tevens leidt dit tot minder schade aan omliggend weefsel. Minder letsel aan bot en weke delen zal een herstel bespoedigen.

Daarnaast geeft de kortere steel minder druk in het dijbeen, wat de kans op pijn vermindert.

Knie-artrose

In de vroege fase van knieartrose, wanneer er nog relatief weinig kraakbeenschade is, zullen mensen geen of weinig klachten ervaren. In een later stadium, wanneer ook het onderliggende bot is beschadigd, zal pijn steeds meer op de voorgrond treden.

Niet iedereen zal dezelfde klachten en ernst van klachten hebben. De klachten variëren in ernst en kunnen wisselen met perioden waarin het beter gaat afgewisseld met perioden waarin het slechter gaat.

Pijn

Pijn is voor de meeste mensen het belangrijkste symptoom van knieartrose.

  • Er sprake van startpijn (wanneer men uit rust weer in beweging komt)
  • Pijn bij belasting zoals wandelen en traplopen; bij fietsen en zwemmen zijn meestal de minste klachten
  • De pijn neemt vaak toe naarmate de dag vordert
  • In een later stadium kan er ook sprake zijn van pijn in rust en nachtpijn. Men kan wakker worden van de pijn in de knie.

Verklaring:

  • Door de vrijgekomen, irriterende ontstekingsfactoren zal ook het gewrichtsslijmvlies gaan irriteren, een zogenaamde synovitis. Een ontstoken (geïrriteerd) gewrichtsslijmvlies (synovium) is pijnlijk en de knie zal dikker worden doordat er meer gewrichtsvloeistof zal worden aangemaakt in reactie op de ontsteking 
  • Doordat het kraakbeen langzaam verdwijnt zal de ruimte in de gewrichtsspleet nauwer worden. In het eindstadium zal het helemaal verdwenen zijn. Als het kraakbeen is verdwenen gaat er bot over bot bewegen, wat zeer pijnlijk is
  • Ontstekingsreacties zijn ‘s nachts pijnlijker

Zwelling

De knie wordt dikker door vocht in de knie.

Verklaring:

  • Door een ontstoken gewrichtsslijmvlies zal er gewrichtsvloeistof worden aangemaakt.

Stijfheid

Stijfheid bij artrose is meestal startstijfheid/ochtendstijfheid, die na enkele minuten en na het in beweging komen, is verdwenen.

Verklaring:

  • Doordat het gewricht steeds minder glad gewrichtskraakbeen heeft gaat het kraakbeen steeds meer weerstand vertonen bij bewegen van de knie. Dit heeft als gevolg dat het knie steeds minder soepel zal gaan bewegen.

Bewegingsbeperking

Er ontstaan bewegingsbeperkingen van de knie. De knie zal minder verder kunnen strekken en buigen.

De strekbeperking zal vaak eerder opgemerkt worden, omdat deze hinderlijk is bij het lopen.

De buigbeperking wordt vooral ervaren bij hurken of knielen.

Verklaring:

  • Met het verdwijnen van gewrichtskraakbeen en door vormverandering van de knie, kunnen de botten van de knie steeds minder ver over elkaar heen bewegen

Kraken (crepitaties)

Karakteristiek voor artrose zijn crepitaties (kraken) die worden gehoord en gevoeld.

Verklaring:

  • Het kraken wordt waarschijnlijk veroorzaakt door ruwe gewrichtsoppervlakken en de benige verdikkingen aan de gewrichtsranden, die langs de kniebanden strijken

Instabiliteit

Door instabiliteit van de knie kan men een onzeker gevoel van de knie ontwikkelen en het gevoel krijgen door de knie te zakken. 

Verklaring:

  • Door een standafwijking die zich ontwikkelt, veranderen de krachten die op kniebanden komen te staan

Er kunnen ook langzaam veranderingen zichtbaar worden in de vorm van het aangedane been.

Spieratrofie

Er ontstaat een afname van de spiermassa (spieratrofie) in het been.

Verklaring:

  • Doordat het been minder belast wordt vanwege klachten, zullen de spieren minder worden gebruikt en afnemen in omvang en kracht. Het been wordt dunner.

Vormverandering van de knie

De knie gaat er in de loop van tijd anders uitzien – breder en hoekiger.

Verklaring:

  • Het bot reageert op het verdwijnen van het kraakbeen en de ontstekingsreactie met het vormen van botcystes (holtes gevuld met vocht), haakvormige botgroei aan de randen van het bot (osteofyten) en verdichting van het bot (sclerose).

Standafwijking van het been

Er kan zich in de loop van de tijd een O- of X-been ontwikkelen. 

Verklaring:

  • Indien de artrose niet gelijkmatig verdeeld is over de beide kniehelften, zal aan zijde meer kraakbeen verdwijnen en de gewrichtsspleet aan één zijde vernauwen

Er zijn een aantal niet-operatieve (conservatieve) mogelijkheden om artrose van de knie te behandelen.

  • Men kan zelf een aantal leefregels in acht nemen
  • Men kan gebruik maken van pijnstillers en ontstekingsremmers
  • Starten met oefentherapie bij de fysiotherapeut
  • Injectie met ontstekingsremmer in het kniegewricht
  • Gebruik van hulpmiddelen
  • Het dragen van een knie beugel

Een combinatie van een aantal van de hierboven staande zaken geven de beste resultaten.

Pijnstillers zoals paracetamol en ontstekingsremmers, de zogenaamde NSAID’s (Ibuprofen, Diclofenac, Naproxen) zijn vaak voldoende om de pijn in een vroeg stadium van knieartrose te laten verdwijnen of te verminderen tot een acceptabel pijnniveau. 

De pijnbestrijding kan worden afgestemd volgens een stappenplan, waarbij de arts bepaalt welke pijnstillers geschikt zijn.

Stap 1: Paracetamol

Paracetamol kan als eerste worden geprobeerd om de pijn te verminderen. Het vormt de basis van (bijna) alle pijnbestrijding en heeft weinig bijwerkingen. Als men hier onvoldoende baat van heeft kan stap 2 medicatie worden toegevoegd.

Stap 2: Ontstekingsremmer

Wanneer paracetamol alleen niet voldoende verlichting biedt voor de pijnklachten, kan de arts een ontstekingsremmer (NSAID) voorschrijven, zoals Ibuprofen, Diclofenac en Naproxen. Een extra voordeel van deze ontstekingsremmers is dat ze ook zwelling in de knie kunnen verminderen. Hierdoor helpen ze niet alleen bij het verlichten van pijn, maar verminderen ze ook stijfheid en zwelling, waardoor de knie soepeler kan bewegen.

Het is belangrijk op te merken dat deze middelen bijwerkingen hebben en niet altijd geschikt zijn voor alle patiënten. Ze kunnen een interactie hebben met andere medicijnen en bij langdurig gebruik kan het nodig zijn om een maagbeschermer te gebruiken. Raadpleeg daarom altijd uw huisarts of orthopedisch chirurg voordat u ze gebruikt.

Men kan beginnen met het aanbrengen van Diclofenac gel (Voltaren Emulgel®) of Ibuprofen gel (Advil Gel®, Nurofen Gel®) op de knie. Deze ontstekingsremmers werken lokaal in de knie en zorgen voor een lagere concentratie in het bloed, wat de kans op bijwerkingen vermindert. Als dit niet voldoende effect heeft, kan men overstappen op ontstekingsremmers in tabletvorm. De arts kan er ook voor kiezen om direct met tabletten te beginnen.

Stap 3. Morfine/Tramadol

Alleen bij ernstige pijn zal er een morfine(achtige) of Tramadol worden voorgeschreven, als een ontstekingsremmer onvoldoende effect heeft of niet gegeven kan worden. Behalve de bijwerkingen die deze middelen kunnen geven bestaat er bij langdurig gebruik ook het risico op een verslaving.

Ja, met een kruk of loopstok kan de belasting op de knie met artrose met 75% worden verminderd.

 

De behandeling van de artrose is afhankelijk van een aantal factoren. De mate van beschadiging van het gewrichtskraakbeen (het stadium), hoe groot het beschadigde oppervlak is, maar ook de leeftijd van de patiënt, hoe actief deze is en de mate waarin de patiënt gemotiveerd is om de knie te gaan trainen.

Mogelijke behandelingen:

Er zijn verschillende maatregelen die een patiënt zelf kan nemen om de klachten van artrose te verminderen en de progressie te vertragen.

Voorkom overgewicht en eet gezond

  • Overgewicht is een belangrijke risicofactor voor het ontstaan en verergeren van artrose, omdat het extra belasting op het kniegewricht veroorzaakt.
  • Zelfs een matig gewichtsverlies kan al een groot verschil maken.
  • Voor elke eenheid gewichtsverlies neemt de belasting op de knie viervoudig af.

Bewegen

  • Bewegen is gezond, ook voor een knie met artrose.
  • Blijf actief, maar pas het activiteitsniveau aan indien nodig. Het kraakbeen zal niet verder beschadigen door beweging.
  • Zorg ervoor dat uw bovenbeenspieren sterk blijven of sterker worden.
  • Probeer een balans te vinden tussen activiteit en rust. Als u na activiteiten pijn, zwelling of stijfheid ervaart, neem dan rust en doe het de volgende keer rustiger aan.
  • Gezonde manieren om een knie met artrose te oefenen zijn fietsen en zwemmen. Hierbij wordt de knie bewogen zonder dat deze zwaar wordt belast.
  • Vermijd sporten of activiteiten waarbij gesprongen wordt, veel kracht op de knie komt te staan of waarbij veel uitwijkende bewegingen nodig zijn (zoals hardlopen en voetballen).

Knie niet te zwaar belasten

  • Voorkom dat de knie te zwaar wordt belast tijdens activiteiten.
  • Belastende bewegingen zijn onder andere traplopen, rennen, hurken, knielen en kruipen. Ook moet u niet te zwaar tillen.
  • Draag schoenen met een brede, verende zolen en hak, deze kunnen een deel van de schokken absorberen.

In uitzonderlijke gevallen is een injectie met hyaluronzuur, een bouwstof van kraakbeen, een goede optie.

Een beugel kan gebruikt worden als de artrose slechts één kant van de knie betreft. Het vermindert de belasting op de zijde met het beschadigde kraakbeen. Dit hulpmiddel is geschikt voor patiënten met een standafwijking (zoals X- of O-benen), die een operatie om de stand te corrigeren (osteotomie) willen uitstellen of niet kunnen ondergaan vanwege hoge leeftijd of slechte gezondheid.

Het is belangrijk op te merken dat een beugel niet comfortabel is.

Voor mensen met overgewicht en patiënten met ernstige X-benen is een beugel minder geschikt, omdat deze kan schuren tegen het andere been.

Over het algemeen heeft bij jonge patiënten met ernstige artrose en een standafwijking een operatie (osteotomie) de voorkeur.

Een kniebrace wordt niet aangeraden.

Een kniebrace kan tijdelijk enige verlichting van de klachten geven, maar voorkomt progressie van artrose niet. Integendeel, doordat de spieren van het been worden ontlast en dus minder worden gebruikt, zal er een afname van spiermassa en spierkracht optreden (spieratrofie), wat leidt tot een snellere progressie van artrose en hierbij zullen de klachten (pijn en stijfheid) toenemen.

Corticosteroïdinjecties kunnen tijdelijke verlichting van pijn en ontsteking bieden, maar hun effect is vaak beperkt tot enkele maanden. Hyaluronzuurinjecties kunnen helpen om de smering van het gewricht te verbeteren, hoewel hun effectiviteit varieert per persoon.

De halve knieprothese (hemi- / uniknie)

Soms is slechts de helft van de knie aangetast door artrose. In dat geval kan een halve knieprothese (hemiprothese of unicondylaire prothese) worden overwogen. Hierbij wordt niet de volledige knie vervangen door een prothese, maar enkel het deel dat aangetast is door artrose en klachten veroorzaakt.

Het plaatsen van een halve knieprothese heeft als voordeel dat een groot deel van het eigen gewricht behouden blijft, waardoor de noodzaak voor een totale knieprothese kan worden uitgesteld.

Een nadeel is dat dit slechts een tijdelijke oplossing is en het waarschijnlijk is dat in de toekomst nog een operatie nodig zal zijn, waarbij alsnog een totale knieprothese wordt geplaatst.

Ja, het herstel na implantatie van een halve knieprothese zal over het algemeen iets sneller verlopen dan bij een totale knieprothese. Het principe is echter hetzelfde.

Nee, na een osteotomie (standcorrectie van het been) is het niet meer mogelijk om een halve knieprothese te plaatsen. Indien u veel klachten heeft, zal er een totale knieprothese geplaatst moeten worden.

Deze knieprothese is geschikt voor relatief jonge patiënten met artrose aan één zijde van de knie, bijvoorbeeld als gevolg van eenzijdige overbelasting door een standsafwijking (X- of O-been).

Ondanks alle voorzorgsmaatregelen, kennis en kunde, brengt iedere operatie een risico op een complicatie met zich mee. Het complicatie risico bij een knieprothese is minder dan 1%. De meest voorkomende complicatie is een infectie van de wond of van het kniegewricht. Complicaties kunnen het directe gevolg zijn van de ingreep of een algemeen risico zijn, dat bij iedere operatie geldt.

Algemene complicaties

  • Infectie – Ondanks voorzorgsmaatregelen (steriel werken, antibiotica) bestaat er altijd een risico op een infectie. Dit kan een oppervlakkige infectie zijn van de huidwond of een diepe infectie in het kniegewricht. 
  • Trombosebeen – Ondanks dat de patiënt antistolling krijgt bestaat toch de kans dat er zich een bloedstolsel vormt in het geopereerde gebied. Als dit stolsel losschiet kan deze een trombosebeen veroorzaken. Indien het stolsel in de longen terecht komt, kan het een longembolie veroorzaken.
  • Nabloeding – De huidwond kan nabloeden. Ook is het mogelijk dat er een nabloeding in de knie optreedt (haemartros).

 

Specifieke complicaties

  • Verklevingen – Er kunnen verklevingen ontstaan rondom de knieprothese. Om dit te voorkomen is het belangrijk om de knie direct na de operatie te gaan bewegen onder begeleiding van een fysiotherapeut.
  • Schade aan andere structuren in de knie – In zeldzame gevallen raken bloedvaten of zenuwen in de knie beschadigd.
  • Loslaten van de prothese – Soms laat één van de componenten van de knieprothese los.
  • Verkeerde plaatsing – In uitzonderlijke gevallen wordt de knieprothese toch niet helemaal goed geplaatst, waardoor de knieprothese minder goed beweegt.

Als u een halve knieprothese nodig heeft aan de binnenzijde (mediaal) van uw knie krijgt u de Oxford® halve knieprothese van de firma Zimmer Biomet.

Als u een halve knieprothese nodig heeft aan de buitenzijde (lateraal) van uw knie krijgt u de balanSys UNI Fix van de firma Mathys.

Beide protheses hebben een hoge ODEP rating, wat betekent dat deze prothese niet experimenteel zijn, maar zich al jarenlang hebben bewezen.

 

  

 

De totale knieprothese

De totale knieprothese wordt in tegenstelling tot de totale heupprothese vrijwel altijd gecementeerd geplaatst. Er zijn wel ongecementeerde opties, maar deze worden maar weinig gebruikt.

Het plaatsen van een totale knieprothese duurt ongeveer één uur.

U kunt pas weer veilig autorijden als u de knie goed kunt buigen. Gemiddeld is dit na 6-7 weken. Indien u zogenaamde opiaten gebruikt tegen de pijn is autorijden niet toegestaan, omdat deze pijnstillers het reactie vermogen nadelig beïnvloeden.

Ja, u mag met een prothese gewoon een MRI-scan laten maken.

Indien u, bijvoorbeeld op het vliegveld, door een metaaldetector gaat, zal deze de metaalcomponenten van uw prothese herkennen. Dit kan geen kwaad voor uw prothese of gezondheid. U zult wel gefouilleerd worden.

In zeldzame gevallen gaat de prothese loszitten. Meestal wordt dit veroorzaakt door minuscule slijtdeeltjes die van de prothese loskomen. Zij veroorzaken een ontstekingsreactie rond de prothese, waarbij het lichaam de prothese afstoot. 

Na de operatie komt u in principe drie keer terug op de polikliniek ter controle:

  • Na 12 tot 14 dagen mag de huisarts de nietjes verwijderen en de knoopjes van de oplosbare hechting indien deze irriteren
  • Controle polikliniek: 6 tot 7 weken na de operatie. Er wordt dan ook een röntgenfoto gemaakt ter controle.
  • Controle polikliniek: 3 tot 4 maanden na de operatie.
  • Controle polikliniek: 1 jaar na de operatie.

Het is goed om vooraf te realiseren wat het betekent om een knieprothese te hebben. De belangrijkste punten staan hier opgesomd.

  • Minder/geen pijn, verbeterde loopfunctie
    Na plaatsing van een knieprothese is de pijn meestal verdwenen en de loopfunctie sterk verbeterd.
  • Beperkte buigfunctie
    Meestal wordt wel een buiging gehaald van ongeveer 120 graden. Dit betekent dat de meeste patiënten met een totale knieprothese niet goed meer op de knieën kunnen zitten.
  • Gemiddelde levensduur van meer dan 20 jaar
    De gemiddelde levensduur van een knieprothese bedraagt gemiddeld meer dan 20 jaar. Voorzichtigheid blijft echter geboden. Een knieprothese kan bijvoorbeeld los gaan zitten. Vaak is dan het plaatsen van een nieuwe prothese wel mogelijk.
  • Risico infectie rondom prothese
    In sommige gevallen leidt een infectie elders in het lichaam tot ernstige infectie rond de prothese.
  • Niet te zwaar belasten
    Het wordt afgeraden de “nieuwe knie” in werk en sport zwaar te belasten. De orthopedisch chirurg kan u hierover adviseren.
  • Revalidatie eerste 6 weken tot 3 maanden het zwaarste
    Een totale knieprothese heeft een revalidatieperiode die verschilt van persoon tot persoon. U bent enige tijd onder behandeling bij een fysiotherapeut. In ieder geval zullen de eerste zes weken tot drie maanden als het meest vervelend ervaren worden. Het duurt soms tot een jaar voordat het eindresultaat te beoordelen is.
  • Knie zal nooit meer als vanouds voelen
    U moet beseffen dat uw knie nooit meer zal aanvoelen zoals vroeger; het blijft een kunstknie.
  • 10-15% van de patiënten is niet geheel tevreden
    10-15% van de patiënten met een totale knieprothese is niet geheel tevreden met het resultaat. Het is vooraf niet te voorspellen of u tot deze groep gaat behoren.
  • Klein deel van de patiënten houdt (onverklaarbare) klachten
    Het grootste deel van de patiënten met een totale knieprothese kan op termijn weer goed lopen. Enkele patiënten houden echter in enige mate klachten na de operatie die soms niet goed verklaarbaar zijn.
  • Klikkend geluid
    De knieprothese kan een klikkend geluid maken tijdens bewegen. Dit is geheel onschuldig, maar kan als hinderlijk worden ervaren.
  • Metaaldetectors detecteren soms de prothese
    Het is mogelijk dat metaaldetectors, bijvoorbeeld op een vliegveld, uw prothese detecteren. Dit is verder geheel onschuldig, u zult alleen worden gefouilleerd.

Een knieprothese bestaat uit drie componenten.

  • Een metalen deel dat de onderzijde van het dijbeen (femur) vervangt
  • Een metalen deel dat de bovenzijde van het scheenbeen (tibia) vervangt
  • Een polyethyleen tussenstuk dat er voor zorgt dat de kunstknie soepel kan bewegen en die de functie van schokbreker overneemt van de menisci en het gewrichtskraakbeen

 

Indien de totale knieprothese vervangen dient te worden is dit mogelijk met een zogenaamde revisie chirurgie. Deze techniek is complexer dan het plaatsen van de oorspronkelijke prothese en er wordt gebruik gemaakt van een specifieke revisie prothese.

De operatiegegevens van alle patiënten die een prothese krijgen, worden anoniem vastgelegd in de “Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten” (LROI).

Door deze gegevens te registreren, krijgen we een beter inzicht in de levensduur van protheses. Dit helpt ons de kwaliteit van zorg te verbeteren. Als u bezwaar heeft tegen de registratie van uw gegevens in dit register, laat dit dan weten aan uw behandelend arts.

Meer informatie vindt u op de website van de LROI: https://www.lroi.nl/patienten/wat-doen-we-voor-u

Eerste drie maanden

Gedurende de eerste drie maanden na de operatie is de nieuwe knie nog kwetsbaar en nog herstellende van een grote operatie. De prothese heeft twee tot drie maanden tijd nodig om stevig genoeg vast te groeien voordat men de knie zwaarder kan belasten.

Na de operatie zijn er een aantal leefregels en adviezen waar die u dient op te volgen. Dit om problemen te voorkomen en het revalidatieproces zo optimaal mogelijk te doorlopen.

Houding en beweging

  • Houd het geopereerde been gestrekt als u zit of ligt 
    Leg geen kussen onder de geopereerde knie
  • Niet knielen of hurken
  • Maak geen draaibewegingen met het geopereerde been

Niet te zwaar belasten

Knieprotheses zijn van hoogwaardige kwaliteit. Toch is voorzichtigheid wel geboden. Een knieprothese kan bijvoorbeeld los gaan zitten. Daarom wordt afgeraden om knieprothese tijdens het werk of sporten zwaar te belasten. Het is belangrijk springbewegingen te vermijden, de knie wordt dan te veel belast. 

Lopen en zitten

  • Probeer te lopen zoals u leert van de fysiotherapeut
  • Voorkom lang staan of zitten
    • Ga regelmatig een stukje wandelen
  • Zorg dat de stoel hoog genoeg is (2 cm boven de knieholte)
    • Leg zo nodig een stevig kussen op de zitting
    • Maak bij het opstaan gebruik van de armleuningen van de stoel
  • Niet met de benen over elkaar gaan zitten
    • Houd bij het zitten de knieën gespreid
    • Houd de knie gestrekt
  • Oppassen met het zelf aantrekken van kousen en schoenen
    • Gebruik zo nodig een kousen-aantrekker en lange schoenlepel
  • Voorkom uitglijden of struikelen
    • Let er op dat er geen zaken op de grond liggen waarover u kunt struikelen
    • Loop behoedzaam op vochtige of ongelijke ondergrond
    • Men kan het beste schoenen dragen die stevig om de voet zitten en een brede hak hebben. Schoenen met hoge hakken en slippers zijn de eerste drie maanden na de operatie ongeschikt, vanwege het gevaar op vallen
    • Hang geen voorwerpen aan de krukken
  • Voorkom (veel) traplopen
  • Voorkom draaibewegingen met de knie
    • Als u zich wilt omdraaien til het geopereerde been op en maak kleine passen in de gewenste draairichting

 

Toilet

  • Een standaard toilet is te laag
    • Maak zo nodig gebruik van een toiletverhoger
  • Zorg voor (tijdelijke) handgrepen aan beide kanten van het toilet. Dit maakt zitten en opstaan eenvoudiger
  • Heeft u op de slaapverdieping geen toilet, gebruik dan een toiletstoel

 

Slaaphouding

Als men op de rug slaapt, mag men géén kussen onder de knie leggen. Verder zijn er geen beperkingen.

 

Wassen en douchen

  • Het is veiliger om zittend te douchen
    • Gebruik tijdens het wassen of douchen een douchekruk of -stoel die aan te passen is in hoogte
  • Voorkom uitglijden en maak gebruik van een antislipmat
  • Niet knielen of hurken

Maak zo nodig gebruik van hulpmiddelen bij het wassen en afdrogen (helping hand, badborstel)

Er zijn een aantal zaken waar u rekening mee moet houden met betrekking tot huishoudelijke taken na een totale knieprothese operatie.

  • Niet knielen of hurken
  • Beperk uw huishoudelijke activiteiten en werk zoveel mogelijk zittend
  • Wissel staan en zitten zoveel mogelijk af en neem regelmatig pauzes
  • Voorkom zwaardere activiteiten, zoals stofzuigen en bed verschonen
  • Als het bereiden van maaltijden problemen geeft, kies dan voor een cateringservice of kant en klaar maaltijden
  • Ga niet op trapjes staan
  • Reorganiseer zo nodig kastjes, zodat u niets van een lage plank hoeft te pakken

In overleg met de fysiotherapeut mag worden gestart met fietsen op een hometrainer. Daar kan men gemakkelijk op- en afstappen en de val kans is minimaal.

Na de eerste poliklinische controle van zes weken mag u na overleg met uw arts en fysiotherapeut, starten met fietsen op de weg.

  • Fietsen mag meestal weer na zes weken, op de hometrainer mag dit al eerder na overleg met de fysiotherapeut meestal na ongeveer twee weken
  • De wond dient wel gesloten zijn
  • Mogelijk is het fietsen op de hometrainer in het begin (te) pijnlijk
  • Voor het fietsen in het verkeer is het belangrijk dat:
    • U veilig op en af kan stappen (gebruik een damesfiets)
    • Een stukje zonder kruk kunt lopen
    • U zich weer veilig voelt in het verkeer

De operatiewond in de huid is gesloten met een van de volgende hechtmethoden:

  • Oplosbare hechtingen die vanzelf oplossen en niet verwijderd hoeven te worden. Soms moeten de knoopjes van deze hechtingen worden weggeknipt als ze gaan irriteren.
  • Nietjes die ongeveer op de twaalfde dag na de operatie door de huisarts mogen worden verwijderd.

De huid rondom de hechtingen kan in de eerste twee weken wat geïrriteerd ogen. Deze irritatie zal verminderen nadat de knoopjes van de hechtingen of de nietjes zijn verwijderd. De roodheid zal na het verwijderen van de hechtingen afnemen. Als het wondgebied aanhoudend rood blijft, sterk gezwollen is of vocht afscheidt, is het raadzaam contact op te nemen met de polikliniek Orthopedie.

Na de operatie is het belangrijk om de volgende richtlijnen te volgen tijdens het douchen en baden om een verstoorde wondgenezing te voorkomen.

  • Als er nietjes zijn geplaatst, mag douchen als de wond volledig droog is. Meestal is dit na drie tot vier dagen.
  • Als er oplosbare hechtingen zijn gebruikt, mag u weer douchen als de wond niet meer lekt en dus volledig droog is. Meestal is dit na drie tot vier dagen.
  • Om voor die tijd te kunnen douchen, kan men bij de apotheek of thuiszorgwinkel een beschermhoes aanschaffen.
  • Na het douchen de wond droog deppen, NIET wrijven.
  • Gebruik voor het drogen van de wond steeds een schone handdoek.
  • Gebruik rond het wondgebied geen crème of lotion.
  • Men mag pas weer in bad als de wond gesloten is, meestal is dit na zes weken.
  • De operatiewond moet schoon en droog blijven.
  • Men kan de wond het beste alleen met water wassen door deze voorzichtig af te spoelen met de douchekop.

Wanneer u weer uw werkzaamheden kunt hervatten is afhankelijk van het soort werk dat u doet en hoe voorspoedig de revalidatie verloopt. In het algemeen wordt er gestreefd naar een werkhervatting binnen drie maanden.

  • Voor licht werk, zoals kantoorbaan zal men na zes weken weer het werk kunnen hervatten
  • Voor zwaarder werk, waarin men mobieler dient te zijn, zal dit tien tot twaalf weken duren
  • Bij zwaar lichamelijk werk, zoals werk in de bouw, zal slechts 40% van de patiënten de werkzaamheden kunnen hervatten

Werkhervatting dient bij voorkeur te gebeuren onder begeleiding van een bedrijfsarts. Mogelijk dient men de werkzaamheden (tijdelijk) aan te passen. Zo nodig kan de re-integratie gefaseerd plaatsvinden, men bouwt de werkzaamheden in fases op.

Na het plaatsen van een totale knieprotheses zult u nog een tijd klachten hebben. Dit zijn normale verschijnselen als gevolg van de operatie. Vaak is het lastig om in te schatten of dit normaal is of een teken is van een probleem. Bij twijfel kunt u contact opnemen met de polikliniek.

Het is normaal dat u na de operatie last heeft van:

  • Malaise, spierpijn, keelpijn
    • Na een operatie kan men zich enige tijd niet helemaal fit voelen, zeker als men een algehele narcose heeft gehad. U kunt last hebben van spierpijn en/of keelpijn (bij narcose).
  • Misselijkheid
    • Na een algehele narcose kan men nog een enkele dagen last hebben van misselijkheid. Indien nodig mag men een medicament tegen de misselijkheid innemen, die men op recept heeft verkregen.
    • Verder moet men na een algehele narcose voorzichtig zijn met zware maaltijden. Deze kunnen misselijkheid veroorzaken.
    • Als u rookt, houdt er dan rekening mee dat roken na een narcose vaak klachten van duizeligheid, misselijkheid en braken veroorzaakt.
  • Pijn in de knie
    • De eerste twee weken na de operatie kan men nog pijn hebben aan de geopereerde knie. Dit is normaal en betekent niet dat de knieprothese los zit of niet goed werkt. U heeft pijnstilling gekregen, die u mag gebruiken. De pijn wordt vanzelf minder en na ongeveer drie maanden zal men weinig last meer hebben.
    • Het eerste jaar kan men nog wel pijn hebben als men bijvoorbeeld een lange wandeling heeft gemaakt.
    • Ook kan men een tijd last houden van pijnlijk gevoel tijdens het lopen als men net is opgestaan.
  • Vastzitten knieschijf
    • De knieschijf zal in het begin, door verlittekening, vast gaan zitten. Dit is normaal bij deze operatie, de fysiotherapeut zal deze weer loskrijgen.
  • Spierpijn in het bovenbeen
    • Dit kan de eerste maanden aanwezig zijn.
  • Zwelling van de knie, been en voet
    • Het geopereerde been kan tot ongeveer drie maanden na de operatie flink dikker zijn dan het andere been, maar het kan tot een jaar duren voordat het weer helemaal normaal is. Er ontstaat na de operatie vaak een dikke knie door vochtophoping. Later, als men meer staat en loopt, kunnen ook het onderbeen en de voet dik worden. Dit is niet ernstig, maar kan lastig zijn, bijvoorbeeld omdat een schoen niet meer past of knelt. De eerste weken dat men weer thuis is zal het been geleidelijk minder dik worden. Meestal is ’s avonds het been het meest gezwollen.
    • Om de zwelling te verminderen, is het verstandig om ‘s morgens en ’s avonds een uur lang met de benen omhoog te zitten. Ook is het belangrijk regelmatig de oefeningen uitvoert die men van de fysiotherapeut leert.
    • Ook kan de knie warm aanvoelen, dit is normaal en kan een lange tijd, soms wel maanden, aanhouden. Extreme roodheid van de knie is echter abnormaal en men dient dan contact op te nemen met de polikliniek Orthopedie.
  • Bloeduitstorting
    • Er kan een bloeduitstorting ontstaan in uw knie, die langzaam kan zakken richting uw onderbeen en enkels. Dit is onschuldig en het gevolg van kleine bloedingen in het operatiegebied die vanzelf zullen stelpen. De bloeduitstorting zal door het lichaam worden opgeruimd. dit duurt ongeveer vier tot zes weken.
  • Slechter slapen
    • De nachtrust kan de eerste tijd verstoord zijn.
    • Het is niet verstandig om slaapmedicijnen te gebruiken. U kunt hiervan suf worden, met een grotere kans op vallen.
  • Vaker plassen
    • Er ontstaat vocht in de heup na de operatie. Dit vocht wordt door het lichaam zelf opgenomen in het bloed en afgevoerd in de urine. Dit gebeurt vaak in de nacht, als men plat in bed ligt, met als gevolg dat men vaker naar het toilet moet.

Mocht er zich in de thuissituatie na de operatie iets voordoen, met betrekking tot de ingreep, dat dringend hulp/attentie nodig heeft, dan kunt u contact opnemen met de kliniek of met het algemene nummer van Acibadem IMC: 020 238 8800. Bij complicaties kunt u Acibadem IMC (buiten) werktijden op het noodnummer bereiken: 06 214 66 796

Als u thuis bent, dan neemt u bij één of meer van de volgende verschijnselen contact op met Acibadem IMC:

  • U voelt zich ziek of krijgt koorts van 38,5˚C of hoger vanaf vijf dagen na de operatie.
  • Toename van de pijn, die onvoldoende reageert op de pijnstilling
  • De geopereerde knie voelt warmer aan dan eerst of wordt dikker.
  • De wond zoveel heeft gelekt dat de pleister totaal is verzadigd.
  • De wond lekt na dag 7 na de operatie nog steeds bloed of wondvocht.
  • De omgeving rondom het verband is rood en pijnlijk.
  • Als de wond gaat lekken of dik wordt en/of meer pijn gaat doen
  • Als uw kuit pijnlijk, dik of warm aanvoelt
  • Bij pijn in de kuit tijdens het optrekken van de tenen
  • Als u niet meer op het been kunt staan, terwijl dit eerst wel goed mogelijk was

Het komt regelmatig voor dat beide knieën tegelijk aan een dermate ernstige vorm van artrose leiden dat beiden vervangen dienen te worden. Meestal zal de plaatsing van de knie prothese plaatsvinden in twee afzonderlijke operaties met een tussenliggende herstelperiode.

Soms is het echter wenselijk dat beide knieën in één operatiesessie worden vervangen. Het voordeel hiervan is dat men maar één keer de herstelperiode hoeft te doorlopen, wat tijd bespaard. Dit kan vooral belangrijk zijn voor mensen die niet langdurig uit het arbeidsproces kunnen blijven.

Men hoeft maar één keer het operatie proces te ondergaan. Daarnaast hoeft u maar één keer een narcose of ruggenprik te ondergaan en het bloedverlies, maar één keer een periode pijnstillers te nemen.

Het eerste deel van het hersteltraject zal wel wat zwaarder zijn. De patiënt moet een dergelijke belasting wel aankunnen, dus gezond en gemotiveerd zijn.

De mogelijkheden hiervan zijn bespreekbaar.

Voor patiënten met allergieën (overgevoeligheid) voor bepaalde metalen zijn er implantaten met speciale legeringen. Vaak betreft het een overgevoeligheid voor nikkel, kobalt of chroom. De gebruikte implantaat componenten zijn voorzien van een titaniumnibiumnitride (TiNbN)-coating. Het voorkomt dat metaalionen loslaten en contact maken met het omliggende weefsel. Dit voorkomt allergische reacties.

Geef bij de arts aan welke allergieën u heeft.  

Wanneer u weer aan het werk kan is uiteraard mede afhankelijk van het soort werk dat u verricht. Gemiddeld is dat 3-6 maanden.

In de eerste 6-12 weken mag u het knie niet teveel buigen. daar moet u rekening mee houden. Verder zijn er geen bezwaren tegen seks.

Sporten kan hervat worden na overleg met uw fysiotherapeut of orthopedisch chirurg.

  • Wandelen, zwemmen, golfen en fietsen kunnen veilig worden hervat bij een totale knieprothese
  • Basketbal, voetbal, joggen en volleybal worden afgeraden
  • Zwemmen of oefenen in water mag na twee tot drie weken bij een gesloten, rustige wond. Men mag dan nog geen schoolslag doen! Als de knie na zes weken voldoende kan buigen mag ook de schoolslag worden gedaan
  • Als men andere sporten wil beoefenen dan fietsen of zwemmen, dient men dit te overleggen met de orthopedisch chirurg of fysiotherapeut

Zo lang u voldoende bot heeft om een nieuwe totale knieprothese aan te verankeren is het mogelijk de prothese te vervangen. Er zal wel steeds meer metaal voor nodig in de prothese.

Bij een prothese (kunstgewricht) is het niet nodig om tijdens tandheelkundige ingrepen antibioticum bescherming te ontvangen.

Een totale knieprothese is een knie implantaat dat het kniegewricht volledig vervangt. Het wordt ook wel “een nieuwe knie of kunstknie” genoemd. 

Als de klachten van een knie artrose dermate ernstig zijn dat zij het dagelijks leven gaan beïnvloeden en conservatieve (zonder operatie) maatregelen onvoldoende effect hebben, dan is een totale knieprothese een goede oplossing. 

Het doel van het plaatsen van een totale knieprothese is de pijnklachten te minimaliseren of geheel te laten verdwijnen en de functie (beweeglijkheid) te optimaliseren.

Gemiddeld zal een knieprothese inmiddels meer dan 20 jaar meegaan. Dit is afhankelijk van het gebruik, bij intensiever gebruik (een zeer actief en sportief leven) zal de gemiddelde levensduur lager zijn en de botkwaliteit. 

Indien de totale knieprothese toch vervangen dient te worden, vanwege loslating door slijtage of infectie, dan is dit mogelijk met een zogenaamde revisie (vervangings)operatie.

Ondanks een zorgvuldige werkwijze en voorzorgsmaatregelen, draagt het plaatsen van een knieprothese een aantal risico’s met zich mee. In minder dan 1% van de gevallen ontstaan er tijdens of na het plaatsen van een knieprothese complicaties. Meestal betreft het een infectie, vooral rokers lopen meer risico hierop. 

Er zijn specifieke complicaties en risico’s die verbonden zijn aan deze operatie en algemene complicaties en risico’s die bij iedere operatie kunnen optreden.

Algemene risico’s en complicaties

  • Infectie
    Ondanks voorzorgsmaatregelen (steriel werken, antibiotica) bestaat er altijd een risico op een infectie. Dit kan een oppervlakkige infectie zijn van de wond in de huid of een diepe infectie in het kniegewricht. In het laatste geval zal de knie meestal schoongespoeld moeten worden tijdens een kijkoperatie (arthroscopie). In zeer uitzonderlijke gevallen moet de prothese tijdelijk worden verwijderd.
  • Trombose vorming
    Ondanks dat de u antistolling krijgt in de vorm van fraxiparine injecties, bestaat er toch de kans dat er zich een bloedstolsel vormt in een vat in het geopereerde gebied. Als dit stolsel losschiet kan deze een trombosebeen veroorzaken. Indien het stolsel losschiet en in de longen terecht komt kan het een longembolie veroorzaken.
  • Nabloeding
    De wond in de huid kan nabloeden. Ook is het mogelijk dat er een nabloeding in de knie optreedt (haemartros).
  • Bloeduitstorting
    Er kan een bloeduitstorting ontstaan in uw knie, die langzaam kan zakken richting uw enkels. Dit is onschuldig en het gevolg van kleine bloedingen in het operatiegebied die vanzelf zullen stelpen.
  • Vertraagde wondgenezing
    Soms geneest de huid minder snel dan normaal. Vooral roken is hiervoor een risicofactor.
  • Doof gevoel huid
    Bij de incisie (insnijden) van de huid kunnen er kleine zenuwtakjes beschadigd of gekneusd raken, met als gevolg dat de huid rondom de wond gaat tintelen of gevoelloos kan worden. Dit is geen complicatie maar inherent aan de operatie. Meestal trekt dit langzaam weer weg, maar zenuwweefsel heeft soms een jaar nodig om te genezen, soms is dit ook blijvend. Patiënten ervaren dit over het algemeen niet als hinderlijk.

 

Specifieke risico’s en complicaties

  • Verklevingen
    Er kunnen verklevingen ontstaan in rondom de kunstknie. Om dit te voorkomen is het belangrijk de knie direct na de operatie te gaan bewegen onder begeleiding van een fysiotherapeut.
  • Schade aan andere structuren in de knie
    In zeldzame gevallen worden bloedvaten of zenuwen in de knie beschadigd. Door rek kan er een, meestal tijdelijke, uitval optreden van de zenuw die verantwoordelijk is voor het heffen van de voet.
  • Loslaten van de prothese
    Soms laat één van de componenten van de knieprothese los, dit kan optreden door een infectie of slijtage door gebruik. Men kan dan de knieprothese vervangen voor een nieuwe knie (revisie).
  • Verkeerde plaatsing prothese
    In uitzonderlijke gevallen wordt de knieprothese toch niet helemaal goed geplaatst waardoor de kunstknie minder goed beweegt.
  • Botbreuk (fractuur)
    Tijdens het plaatsen van de knieprothese kan er een bot breken. Dit wordt direct tijdens de operatie opgelost, maar heeft gevolgen voor de belastbaarheid direct na de operatie en het te volgen revalidatietraject.
  • Klikkend geluid
    De knieprothese kan een klikkend geluid produceren bij het bewegen van uw knie. Dit is feitelijk geen complicaties, maar een normaal verschijnsel van een knieprothese.
  • Kniefunctie komt niet goed op gang
    Soms komt de functie van de knie niet goed op gang. In dat geval wordt de knie nadien op de operatiekamer door bewogen.

Het herstel en revalidatie na een totale knieprothese operatie zal voor iedere patiënt net iets anders zijn, maar komt in de basis neer op de volgende zaken:

  • Men mag, nadat de pijnstilling goed is ingesteld en men voldoende mobiel is, de volgende dag naar huis om daar aan het herstel te werken.
  • De patiënt mag na de operatie het been direct belasten (op het been staan) met ondersteuning van twee elleboogkrukken. Er wordt direct gestart met fysiotherapie. Het is belangrijk om de knie meteen te gaan bewegen om verklevingen te voorkomen. De fysiotherapeut zal per individu bekijken hoe het revalidatieprogramma verloopt en zo nodig de snelheid, mate van belasting en soort training aanpassen.
  • De revalidatie zal gericht zijn op het aansterken van de spieren in het bovenbeen, optimalisatie van de beweeglijkheid van de knie en minimaliseren van de zwelling.
  • Over het algemeen zal men de eerste vier weken na de operatie met twee krukken lopen, hierna wordt het gebruik afgebouwd.
  • Na ongeveer drie maanden zal de knie natuurlijker aanvoelen.
  • Het zal ongeveer één jaar duren voordat er een stadium wordt bereikt waar men het eindresultaat kan beoordelen.

In en uit een auto stappen

  • Als u met iemand meerijdt altijd voorin naast de chauffeur
  • Stoel en rugleuning geheel naar achteren schuiven
  • Het in- en uitstappen gaat gemakkelijker als de zitplaats wordt verhoogd met een stevig kussen met een plastic (vuilnis)zak eromheen zodat ook het draaien beter gaat
  • Ga zijwaarts op de zitting zitten en draai beide benen tegelijk bij
  • Draai bij het uitstappen eerst beide benen tegelijk uit de auto. Ga vervolgens zijwaarts op de zitting zitten en sta dan pas op
  • Steun nemen kan het beste op een volledig geopend raampje

 

Autorijden

Tot de eerste controle op de polikliniek na zes weken mag men niet autorijden, fietsen of zwemmen. 

  • Als er weer voldoende controle is over het geopereerde been en men deze weer voldoende kan buigen, kan men in principe na zes weken weer autorijden
  • Voorwaarden om te kunnen autorijden:
    • U moet een stuk kunnen lopen zonder hulpmiddelen
    • U dient voldoende kracht en coördinatie in het geopereerde been hebben. Dit oefent u bij de fysiotherapeut op de leg-press. Als u 1 x 30 tot 40 kg weg kan drukken met uw geopereerde been, dan heeft u voldoende kracht en coördinatie in uw been
    • Van uw verzekering mag u pas weer autorijden als u van uw orthopedisch chirurg toestemming hebt gekregen

Sporten kan hervat worden na overleg met uw fysiotherapeut of orthopedisch chirurg.

  • Wandelen, zwemmen, golfen en fietsen kunnen veilig worden hervat bij een totale knieprothese
  • Basketbal, voetbal, joggen en volleybal worden afgeraden
  • Zwemmen of oefenen in water mag na twee tot drie weken bij een gesloten, rustige wond. Men mag dan nog geen schoolslag doen! Als de knie na zes weken voldoende kan buigen mag ook de schoolslag worden gedaan
  • Als men andere sporten wil beoefenen dan fietsen of zwemmen, dient men dit te overleggen met de orthopedisch chirurg of fysiotherapeut
  • Strekken van de knie is belangrijk, dus men dient hier vanaf het begin goed op te oefenen
    • Het buigen van de knie wordt langzaam geoefend onder begeleiding van een fysiotherapeut
  • Tijdens het rusten mag men geen kussen onder de knie plaatsen. Dit kan het strekken later bemoeilijken
    • Indien u het been wat hoger wil leggen mag dat met een kussen onder de voet
  • De fysiotherapeut zal u vertellen welke oefeningen u dient te doen en hoe vaak

ls de wond droog dan hoeft men er niks meer aan te doen. Lekt de wond nog bloed of wondvocht dan kan men gebruik maken van de steriele pleisters, die men op recept heeft verkregen. Men mag de operatiewond, tijdens het vervangen van de pleisters, niet aanraken.

Gebruik de eerste vijf tot zes weken geen crème of lotion op de wond. Ook geen littekencrème. De wond dient helemaal dicht en rustig te zijn.

Drukverband

Het drukverband om de knie mag op de derde dag na de operatie er zelf worden afgehaald.

Vanwege de prothese is het essentieel om infecties te voorkomen en indien nodig snel te laten behandelen. Een infectie elders in het lichaam door een bacterie kan zich via de bloedbaan verspreiden en in de prothese terechtkomen. Doordat de prothese geen bloedtoevoer heeft, is een infectie daar lastig te genezen door het eigen lichaam, en kan antibiotica het gebied moeilijk bereiken.

Hier zijn enkele adviezen en richtlijnen om infecties bij de prothese te voorkomen:

  • Vermijd pedicurebezoeken gedurende de eerste drie maanden. Nagels knippen is wel toegestaan. Indien er na deze periode een wondje ontstaat bij de pedicure, zorg dan voor goede verzorging. Als de wond gaat infecteren (roodheid, zwelling, pus), raadpleeg dan uw huisarts en meld dat u een prothese heeft.
  • Als er een infectie dreigt te ontstaan of als u al een infectie heeft (bijvoorbeeld een urineweginfectie, wondjes aan het been of de voet van het geopereerde been, steenpuisten, bronchitis, keelontsteking), neem dan contact op met uw huisarts. De infectie wordt indien nodig behandeld met antibiotica.
  • Als u een operatie of inwendig onderzoek (zoals een kijkoperatie) plant, meld dit altijd aan uw specialist dat u een prothese heeft.
  • Bij tandheelkundige behandelingen, zoals een wortelkanaalbehandeling of het trekken van kiezen of tanden, is een preventieve antibioticabehandeling niet nodig.

U krijgt de balanSys totale knieprothese van de Zwiterse firma Mathys, nu onderdeel van Enovis Surgical International.

De prothese is ODEP geregistreerd, dat wil zegen dat deze prothese zich heeft bewezen en niet experimenteel is.

 

De knie prothese wordt door mij weefselsparend geplaatst. Dit wil zeggen dat er een speciale operatie techniek wordt toegepast bij het plaatsen van de prothese, waarbij de pezen van de spiergroepen, die verantwoordelijk zijn voor het strekken van de knie, gespaard blijven (zij worden niet doorgesneden). In plaats hiervan wordt er gekozen voor een benadering door de spieren heen.

Pezen zijn slecht doorbloed en genezen minder snel dan spierweefsel. Dit zal een voorspoedig herstel na een operatie ten goede komen met name in de eerste moeilijke weken van het herstel.

Het is belangrijk dat de totale knieprothese zo natuurlijk mogelijk aanvoelt. Het is en blijft echter een kunstknie en zal nooit geheel als uw eigen knie gaan aanvoelen. Ik probeer de natuurlijke situatie echter zoveel mogelijk te benaderen.

Behoud van kenmerken van het kniegewricht

Er wordt tijdens de plaatsing van de knie prothese, met behulp van diverse technieken, gezorgd dat het het nieuwe kniegewricht een zo optimaal mogelijke functie krijgt. De gewrichtsspleet dient op de juiste plaats te zitten, de knieschijf dient vloeiend op de juiste plek te lopen en zo zijn er meer aspecten waar rekening mee gehouden zal worden. Dit alles zal een zo natuurlijk mogelijk gevoel van de knie prothese ten goede komen.

Het balanceren van de knieprothese

De knie prothese zal volledig uitgebalanceerd geplaatst worden, het zogenaamde “ligament-based” balanceren. 

De prothese wordt aangepast aan de natuurlijk balans die uw knie normaal zou hebben op basis van de kniebanden in uw kniegewricht. Dit geeft de geplaatste knie prothese hierdoor uiteindelijk een zo natuurlijker mogelijk gevoel.

Revisie van de knieprothese (vervanging)

Zo lang er voldoende bot aanwezig is om de prothese in te verankeren kan een knieprothese vervangen worden.

De levensduur van een revisie knieprothese kan variëren afhankelijk van verschillende factoren, zoals de oorzaak van de revisie en de kwaliteit van de botstructuur waarin de prothese verankerd is.

Het herstel na een revisie knieprothese kan variëren, maar over het algemeen duurt het langer dan na een initiële knieprotheseoperatie.

U kunt veel met een revisieprothese, maar wat u er mee kan en mag is afhankelijk van het soort revisie. U krijgt hierover informatie van de orthopedisch chirurg.

Niet altijd kan een revisie knieprothese direct geplaatst worden; soms is er voorbereidend werk nodig, zoals botopbouw of het herstellen van weefsels, voordat de revisieprothese geplaatst kan worden.

Rondom de operatie
Thuis voorbereiden op het kunstgewricht

Word je binnenkort geopereerd en moet je daarbij onder narcose? Zorg dan dat je de vaccinatie minimaal twee dagen voor de operatie krijgt. Liefst iets langer. Zo voorkom je dat je last hebt van bijwerkingen en daardoor niet geopereerd kunt worden.

Na een operatie, ook met narcose, kun je gewoon gevaccineerd worden, het is niet nodig om na een operatie een aantal dagen te wachten voordat de vaccinatie gegeven mag worden.

Bron: https://www.rivm.nl/covid-19-vaccinatie/vaccins/ziekte-en-medicijngebruik#Afweersysteem

Het is belangrijk om advies van een gezondheidsprofessional te volgen als het gaat om vaccinaties rond de tijd van een operatie. Volgens het RIVM, kan vaccineren rondom een operatie meestal veilig plaatsvinden, maar soms wordt het aangeraden om bepaalde vaccinaties te plannen buiten de periodes van grote ingrepen om mogelijke complicaties en bijwerkingen te minimaliseren. Neem contact op met uw arts voor persoonlijk advies.

 
 
 

Om infectiegevaar te voorkomen, moeten wondjes in het operatiegebied vermeden worden. Scheer of onthaart u daarom niet zelf.

Op de dag van de operatie moeten uw sieraden, piercings, contactlenzen en make-up (inclusief nagellak) zijn verwijderd.

Een bril of gehoorapparaat mag u meenemen.

Een kunstgebit moet vaak voor de operatie uitgedaan worden.

Als u kunstnagels heeft, moeten deze van de wijsvinger van beide handen verwijderd worden. Dit moet zodat de zuurstofmeter goed kan worden aangesloten op uw vinger.

Neem de medicatie die u thuis gebruikt mee in de originele verpakking. Vergeet ook niet een actuele lijst van uw medicatie mee te nemen; deze kunt u opvragen bij uw apotheek.

Het is mogelijk dat u één of meerdere dagen voor de ingreep moet stoppen met bepaalde medicijnen, zoals bloedverdunners. Volg de afspraken die u hierover met de arts tijdens het pre-operatief onderzoek heeft gemaakt. U wordt ook geïnformeerd over wanneer u weer met uw eigen medicatie kunt beginnen en hoe u dit moet doen.

Elleboogkrukken

Na de operatie zult u enige tijd moeten lopen met ondersteuning van twee elleboogkrukken. Wij vragen u om deze krukken vóór uw opname al te regelen en op de dag van de operatie mee te nemen. U kunt de krukken huren of kopen bij bijvoorbeeld thuiszorgwinkels.

Eventuele aanpassingen en hulpmiddelen

Soms is het nodig om na de operatie aanpassingen in huis en hulpmiddelen te regelen. Enkele voorbeelden waar u rekening mee moet houden:

  • Een verhoogd bed of het verhogen van het bed met een extra matras (het bed moet ongeveer 2 cm boven de knieholte uitkomen wanneer u ernaast staat).
  • Indien mogelijk, verdient het de voorkeur om de eerste weken op de begane grond te slapen.
  • Een voldoende hoge stoel en douchestoel.
  • Een verhoging voor het toilet.
  • Handgrepen in de toiletruimte.

 

Andere hulpmiddelen (indien nodig)

  • Een lange schoenlepel.
  • Kousenaantrekker (niet geschikt voor elastische kousen).
  • Helping hand (geschikt om bijvoorbeeld schoenen zo neer te zetten dat ze gemakkelijk aangetrokken kunnen worden, voor het oprapen van de post, de krant enz.).
  • Elastische schoenveters.
  • Een stevige kruk of antislipmat in de douche.
  • Een verlengsnoer voor de telefoon, zodat de telefoon daar kan staan waar u het meeste zit.

Voor deze hulpmiddelen kan men terecht bij de thuiszorg.

Wilt u nog naar de pedicure gaan, doe dit dan ruim tien dagen voor de operatie. Dit in verband met de verhoogde kans op wondjes.

Een “helping hand” hulpmiddel, ook wel een grijper genoemd, is een handig gereedschap dat mensen helpt om voorwerpen op te pakken zonder te bukken of te strekken. Dit instrument heeft een lange steel met aan het ene uiteinde een handgreep en aan het andere uiteinde een grijpermechanisme. Door in de handgreep te knijpen, sluit de grijper en pakt het voorwerp vast. Het wordt vaak gebruikt door mensen met mobiliteitsproblemen, rugpijn, of na een operatie om hun zelfstandigheid te vergroten.

Indien er zaken wijzigen in uw gezondheid voor de operatie dient u dit te melden bij de polikliniek Orthopedie. Deze zaken zouden namelijk van invloed kunnen zijn op de operatie.

Neem contact op indien er binnen twee weken voor de operatie sprake is van:

  • Koorts
  • Gebruik van antibiotica
  • Verandering in medicijngebruik
  • Griepverschijnselen
  • Allergische reactie
  • Wondjes of overige huidbeschadigingen
  • Zetten van piercing of tatoeage
  • Een ingreep bij de tandarts (geldt niet voor een normale periodieke controle)

Omdat u net bent geopereerd, mag u niet zelf naar huis rijden of met het openbare vervoer reizen.

U moet zelf uw vervoer naar huis regelen, eventueel met hulp van familie of vrienden. Aangepast vervoer is niet nodig; u kunt in een gewone auto plaatsnemen. Als u geen vervoer kunt regelen, kunnen wij een taxi voor u organiseren. Informeer bij uw zorgverzekeraar of zij de taxikosten vergoeden; zo niet, dan zijn deze voor eigen rekening.

Roken heeft verschillende negatieve effecten op een operatie.

Doordat de longen van rokers geïrriteerd zijn, kan dit tijdens de operatie tot problemen leiden en is er een grotere kans op een longontsteking na de operatie.

Daarnaast beïnvloedt roken de wond- en botgenezing negatief. Rokers hebben vaker last van complicaties zoals infecties en pijn na een operatie.

Wanneer u een aantal weken vóór de operatie niet rookt en na de operatie vier weken niet rookt, heeft u na de operatie minder last van de anesthesie en verloopt de wondgenezing sneller en beter. Uiteraard is het nog beter voor de genezing en uw algemene gezondheid als u helemaal stopt met roken.

Voor alcohol en drugs geldt dat overmatig gebruik ervan een nadelige invloed heeft op de anesthesie.

Wij raden u aan uw alcoholconsumptie in de twee weken vóór de operatie te matigen, en in de laatste twaalf uur vóór de operatie helemaal te stoppen. Vanaf 00.00 uur ’s nachts (in de nacht vóór uw opname) mag u absoluut geen alcohol drinken.

Wanneer u drugs gebruikt, bespreek dit dan bij het pre-operatief onderzoek met uw anesthesioloog. Voor uw eigen veiligheid moet u minimaal 72 uur voor de operatie stoppen met het gebruik ervan.

Om de kans op infecties te minimaliseren, moet u voorafgaand aan de operatie beginnen met het gebruik van een desinfecterende zeepoplossing en een neuszalf met antibioticum, en u aan een aantal regels houden. Op deze pagina leest u hoe u ze moet gebruiken.

U krijgt beide op recept en kunt deze afhalen bij uw apotheek.

Thuis zult u niet altijd in staat zijn om bepaalde taken uit te voeren, zoals wondverzorging en het toedienen van bepaalde medicijnen. Ook kan het zijn dat u niet of slechts gedeeltelijk het huishouden kunt doen. Een deel hiervan zal soms worden opgevangen door familie, vrienden, kennissen en/of buren. Daarnaast kunt u ondersteuning krijgen van huishoudelijke hulp of thuiszorg.

Huishoudelijke hulp

Huishoudelijke hulp valt onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). U moet deze hulp zelf aanvragen bij het WMO-loket van uw gemeente. Wat uw gemeente precies onder huishoudelijke hulp verstaat en wie er recht op hebben, kan per gemeente verschillen. Zie ook www.info-wmo.nl of de website van uw gemeente voor meer informatie.

Thuiszorg

Om in aanmerking te komen voor thuiszorg heeft u een indicatie nodig van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het CIZ is een onafhankelijke instantie die beoordeelt of u recht heeft op thuiszorg of huishoudelijke hulp. Hulp van de thuiszorg is altijd aanvullend op uw eigen mogelijkheden. Bijvoorbeeld, als u een gezonde partner heeft, komt u niet in aanmerking voor huishoudelijke hulp. Voor huishoudelijke hulp, verzorging en verpleging is daarnaast een eigen bijdrage wettelijk vastgesteld. De hoogte van deze bijdrage is afhankelijk van uw inkomen en gezinssamenstelling.

Herstellen of revalideren in zorginstelling

Woont u alleen, of heeft u een partner die geen zorg kan geven en boven de 75 jaar is? En heeft u nog andere medische problemen? Dan is er misschien een mogelijkheid om te herstellen of te revalideren in een zorginstelling. 

Herstellen of revalideren in een zorghotel

Mocht u om een of andere reden niet in staat zijn direct naar huis te kunnen, dan is een zorghotel een optie. U moet vooraf zelf bij uw ziektekostenverzekering bekijken of dit (deels) vergoed wordt, anders betaalt u de kosten van het verblijf zelf. 

De zorg na de operatie dient u zelf vooraf te regelen

Acibadem IMC beschikt niet over een transferbureau, dit betekent dat thuiszorg en eventuele opname in het verpleegtehuis van te voren met de huisarts moet worden geregeld.

Voorkomen van infecties

In dit schema kunt u zien wat u de dagen voor de operatie moet doen om de kans op een wondinfectie te verkleinen:

Bij elke operatie bestaat er een risico op een infectie van de operatiewond. Dit risico is vooral een probleem bij operaties waarbij een gewrichtsprothese wordt geplaatst, omdat de infectie zich kan verspreiden naar de prothese. Dit is een ernstige complicatie die het herstel na de operatie kan vertragen. Patiënten moeten dan antibiotica gebruiken, het nieuwe kunstgewricht moet soms gespoeld worden en in zeer zeldzame gevallen moet de prothese tijdelijk worden verwijderd.

Indien de operatie maximaal 21 dagen is uitgesteld hoeft u niet nogmaals behandeld te worden met Hibiscrub en Bactroban.

Als de operatie langer dan 21 dagen is uitgesteld dient dit wel weer te gebeuren volgens het schema.

We proberen het risico op een infectie te minimaliseren door patiënten voor de operatie te behandelen met een desinfecterende zeepoplossing en een antibioticumzalf voor in de neus. Hierdoor worden de bacteriën van de huid en uit de neus verwijderd.

Om te voorkomen dat u zichzelf tijdens de behandeling opnieuw besmet, is het belangrijk om dagelijks een schone handdoek te gebruiken om u af te drogen, elke dag schone kleding aan te trekken (zowel overdag als ‘s nachts) en het beddengoed liefst dagelijks te verschonen. Dit is vooral belangrijk op de eerste nacht van de behandeling en de nacht voor de operatie. Bacteriën van de huid kunnen zich nestelen in kleding, handdoeken en beddengoed dat u heeft gebruikt. Als u deze de volgende dag weer gebruikt, kunt u de behandelde huid opnieuw besmetten met deze bacteriën.

U gaat gewoon door met de kuur zoals afgesproken.

Vragenlijst bij heup- en knieprothese

Als u een prothese krijgt, willen we graag weten hoe de behandeling bij u uitpakt. Met deze resultaten kunnen we de zorg verder verbeteren. 

Het verzoek aan u is om voor en na de operatie een (digitale) vragenlijst in te vullen. Hierin worden vragen gesteld over hoe het gaat met bewegen, de pijn die u ervaart en hoe u zich voelt.

De behandelresultaten worden geëvalueerd met behulp van PROMs (Patient Reported Outcome Measures). Deze uitkomsten worden landelijk gemonitord en vergeleken bij protheses.

Deze manier van kwaliteitscontrole is een verplicht onderdeel voor onder andere verzekeraars en de landelijke organisatie van orthopedisch chirurgen. Ook wij als orthopedisch chirurgen willen graag volgen hoe het met onze patiënten gaat.

Wij kunnen u uiteraard niet verplichten om de vragenlijst in te vullen, maar het vormt voor de orthopedisch chirurg wel een verplicht onderdeel bij heup- schouder- en knieprothesiologie.

Indien u bezwaren heeft of tegen praktische problemen aanloopt bij het invullen van de vragenlijst, bespreek dit dan met uw orthopedisch chirurg.

De gegevens uit de vragenlijst worden doorgegeven aan het Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten (LROI), een nationaal register voor gewrichtsprothesen. Dit register bevat informatie over gewrichtsprothesen (heup, knie, enkel, schouder, elleboog, pols, vinger en duim) die in Nederland zijn geplaatst.

Alle gegevens worden volledig geanonimiseerd gebruikt om de kwaliteit van zorg te bewaken en te verbeteren. Daarnaast kunnen de gegevens worden ingezet voor wetenschappelijk onderzoek en landelijke kwaliteitsregistraties. Uw informatie wordt uiteraard anoniem en vertrouwelijk behandeld.

De gegevens die u verstrekt zijn erg waardevol voor ons. Als u niet wilt deelnemen aan deze vragenlijst, kunt u dit aangeven bij uw behandelend arts. Mocht u praktische problemen ondervinden bij het invullen van de vragenlijst, dan helpen wij u graag verder.

Wij danken u bij voorbaat hartelijk voor uw deelname aan de PROMs. Meer informatie vindt u op de website van de LROI: LROI – Patiënten Vragenlijsten.

De resultaten van de vragenlijst worden niet gekoppeld aan uw patiëntgegevens, deze worden volledig geanonimiseerd. 

U wordt in totaal drie keer gevraagd om dezelfde vragenlijst in te vullen. U ontvangt hiervoor een uitnodiging per e-mail. De eerste vragenlijst vult u in voor de operatie, de volgende twee na de operatie (na drie of zes maanden en na één jaar).

U kunt de vragenlijsten thuis invullen of, als u dat wenst, met hulp op de polikliniek. Het invullen duurt ongeveer vijf tot tien minuten.

Geen probleem, u kunt altijd een nieuwe vragenlijst vragen bij de polikliniek. U kunt ze ook zelf downloaden en printen met de volgende links:

VRAGENLIJST KNIE

VRAGENLIJST HEUP

Medicatie na ontslag

Afhankelijk welke operatie u krijgt, zal u een aantal medicijnen thuis gaan gebruiken. Hiervoor wordt een recept naar uw apotheek gestuurd. Het betreft gewoonlijk een combinatie van de volgende medicatie:

  • Paracetamol
  • Een onstekingsremmer
  • Oxycodon, een sterke pijnstiller, in twee vormen: een kort- en langwerkende vorm
  • Een bloedverdunner
  • Een maagbeschermer
  • Een laxeermiddel om obstipatie te voorkomen
  • Een tablet tegen de misselijkheid
  •  

Dit varieert per persoon, maar meestal wordt pijnstilling geleidelijk afgebouwd naarmate de pijn afneemt. Dit kan enkele weken duren.

Dit hangt af van de specifieke medicatie en uw medische toestand. Voorafgaand aan de de operatie zal tijdens een afspraak op het pre-operatieve spreekuur (POS) uw medicatie bekeken worden en zal u instructies krijgen hoe u uw medicijnen moet gebruiken rondom de operatie. 

Dit is afhankelijk van uw persoonlijke situatie en het type operatie.

Uw arts zal aangeven hoe lang u deze medicatie moet innemen. Gewoonlijk is dit na enkele weken.

Ja, sommige medicijnen moeten met voedsel worden ingenomen, terwijl andere op een lege maag moeten worden ingenomen. Volg altijd de aanwijzingen op het etiket of van uw arts.

U krijgt maagbescherming omdat ontstekingsremmers (NSAID’s) en bloedverdunners, bij langdurig gebruik, maagklachten kunnen veroorzaken.

Als u vóór uw operatie al een maagbeschermer gebruikte, blijft u deze gebruiken en hoeft u geen extra maagbeschermer te nemen.

Blijf de maagbeschermer gebruiken zolang u NSAID’s en/of bloedverdunners gebruikt.

Opioïden zijn over het algemeen veilig wanneer ze alleen worden gebruikt voor ernstige pijn, zoals na een operatie, en voor een korte periode (meestal enkele dagen tot een week). De voorgeschreven dosis opioïden door uw arts kunt u veilig innemen. Ze helpen bij een comfortabel herstel na de operatie en bevorderen een snellere terugkeer naar uw dagelijkse activiteiten.

Opioïden kunnen echter schadelijk zijn als ze niet correct worden gebruikt, bijvoorbeeld wanneer ze worden ingenomen wanneer ze niet nodig zijn. Het is ook belangrijk om de dosering niet te overschrijden. Tijdens het gebruik van opioïden is het niet toegestaan alcohol te drinken en deel te nemen aan het verkeer.

  • Neem alleen de voorgeschreven hoeveelheid opioïden zoals voorgeschreven door uw arts. Als de dosis aangepast moet worden vanwege onvoldoende pijnverlichting, doe dit dan alleen na overleg met uw arts.
  • Vermijd het gebruik van alcohol terwijl u opioïden gebruikt.
  • Gebruik geen slaapmedicatie naast opioïden, tenzij uitdrukkelijk toegestaan door uw arts. Neem ook geen andere medicatie dan wat vooraf is besproken tijdens het Pre-Operatieve Spreekuur.
  • Vermijd deelname aan het verkeer of bediening van gevaarlijke machines tijdens het gebruik van opioïden.
  • Bewaar opioïden op een veilige plaats, bijvoorbeeld in een afsluitbare kast, om te voorkomen dat kinderen, tieners of anderen er toegang toe hebben.
  • Lever overgebleven opioïden in bij uw apotheek als u ze niet meer nodig heeft.
  • Indien u in het verleden problemen heeft gehad met alcohol- of drugsgebruik, wordt het aanbevolen om opioïden indien mogelijk volledig te vermijden. Bespreek dit met uw arts.

Zofran (Ondansetron) is een anti-misselijkheidsmiddel (anti-emetica) dat wordt gebruikt om misselijkheid te behandelen. Na een operatie kunt u nog steeds last hebben van misselijkheid als gevolg van de narcose.

Als u geen last meer heeft van misselijkheid, hoeft u Zofran niet te blijven gebruiken.

Bijwerkingen kunnen variëren afhankelijk van de medicatie, maar kunnen onder andere maagklachten, duizeligheid, misselijkheid, en verhoogde bloedingsneiging omvatten.

Als u bijwerkingen ervaart, neem dan contact op met uw arts. Zij kunnen uw medicatie aanpassen of alternatieve behandelingen voorstellen.

Volg de instructies van uw arts of apotheker. In sommige gevallen kunt u de vergeten dosis alsnog innemen, maar soms is het beter om te wachten tot de volgende geplande dosis.

Er zijn een aantal belangrijke zaken om in acht te nemen om problemen met medicatiegebruik te voorkomen.

  • Volg strikt de voorgeschreven dosering door uw arts, om onder- of overdosering en bijwerkingen te voorkomen.
  • Houd u aan de medicatie-instructies die zijn besproken tijdens het Pre-Operatieve Spreekuur (POS) en na uw ontslag.
  • Neem geen extra pijnstillers (bijvoorbeeld van de apotheek of drogisterij) naast de voorgeschreven medicatie om het risico op overdosering of bijwerkingen te vermijden. Als de pijnverlichting onvoldoende is, neem dan contact op met uw arts om dit te bespreken.
  • Stop niet zomaar met medicatie. Als u bijwerkingen ondervindt, neem dan contact op met uw arts of apotheker voor advies.
  • Informeer altijd uw arts of apotheker wanneer u nieuwe medicatie voorgeschreven krijgt, aangezien deze mogelijk een interactie kan hebben met de medicijnen die u na de operatie gebruikt.
  • Verstrek volledige informatie over uw huidige medicatiegebruik en allergieën aan uw arts.
  • Lees de bijsluiter zorgvuldig door voor mogelijke bijwerkingen en neem bij vragen contact op met uw apotheek.

Het is belangrijk om de volledige kuur af te maken, zelfs als de pijn (bijna) is verdwenen.

Na een operatie wordt een ontstekingsremmer (NSAID) om verschillende redenen voorgeschreven:

  • Ze bieden pijnverlichting en vormen een aanvullende stap op Paracetamol, dat de basis vormt van de pijnbestrijding.
  • De ontstekingsremmende eigenschappen van NSAID’s helpen om zwelling van het geopereerde lichaamsdeel te verminderen.
  • Ze voorkomen ongewenste botgroei rondom heup- en knieprotheses.

Na de operatie krijgt u twee verschillende varianten van oxycodon, en dit heeft een reden:

  • Oxycodon “extended-release” (Oxycontin): Deze variant van het opioïde werkt niet onmiddellijk, maar geeft langzaam de werkzame stof vrij, waardoor gedurende twaalf uur een constante basis van pijnverlichting met morfine wordt geboden.
  • Oxycodon “immediate-release” (Oxynorm): U ontvangt een lage dosis opioïde die direct werkt, maar voor een relatief korte periode. Dit is bedoeld om ondraaglijke doorbraakpijn die blijft aanhouden ondanks andere pijnstillers, snel te verlichten.

In bepaalde situaties kan het gebruik van opioïden leiden tot misbruik of verslaving. Het risico op een opioïdeverslaving is hoger voor personen met een voorgeschiedenis van drugs- en alcoholmisbruik.

De kans op het ontwikkelen van een opioïdeverslaving is zeldzaam als u de instructies van uw arts opvolgt. Het is dus belangrijk om ze kortstondig te gebruiken voor ernstige pijn en alleen wanneer nodig.

Lactulose drank is een laxeermiddel dat wordt voorgeschreven om obstipatie te voorkomen.

Het gebruik van opioïden, zoals Oxycodon, kan leiden tot obstipatie als bijwerking doordat ze de darmen trager laten werken, wat resulteert in harde ontlasting. Direct na de operatie zal uw bewegingsvrijheid beperkt zijn, wat ook de darmwerking kan beïnvloeden en het risico op obstipatie verhoogt.

U kunt veilig doorgaan met het gebruik van lactulose als u merkt dat uw ontlasting nog steeds hard is en u problemen ervaart met de stoelgang.

U krijgt een bloedverdunner na bepaalde operaties om de vorming van bloedstolsels in bloedvaten (trombose) na de operatie te voorkomen. Niet elke operatie brengt een verhoogd risico op trombose met zich mee.

U krijgt een bloedverdunner in de vorm van spuitjes (Fraxiparine, een vorm van heparine) of tabletvorm (Apixaban). 

Het is belangrijk dat u zich aan de afgesproken behandelduur houdt.

Injectie in gewricht of pees

Corticosteroïden zijn ontstekingsremmende medicijnen die vaak worden gebruikt om pijn en zwelling te verminderen.

De injectie vermindert ontsteking en zwelling in het behandelde gebied, waardoor pijn en stijfheid afnemen.

De injectie kan wat ongemak veroorzaken, maar de meeste mensen vinden het draaglijk. Soms wordt een verdovende crème of een plaatselijke verdoving gebruikt om de pijn te verminderen.

Een ontsteking is een reactie van het lichaam op letsel, irritatie of infectie, gekenmerkt door symptomen zoals roodheid, zwelling, warmte en pijn. Het is een natuurlijke afweerreactie van het lichaam om beschadigde weefsels te herstellen.

Een infectie daarentegen is het binnendringen en vermenigvuldigen van ziekteverwekkers, zoals bacteriën, virussen of schimmels, in het lichaam. Dit kan leiden tot ziekte en schade aan de weefsels. Een infectie kan leiden tot ontsteking als reactie van het lichaam op de aanwezigheid van de ziekteverwekker.

Kort samengevat is ontsteking een reactie van het lichaam op letsel of ziekte, terwijl een infectie optreedt wanneer ziekteverwekkers het lichaam binnendringen en schade veroorzaken.

De injectie kan vaak tijdens een poliklinisch bezoek door de orthopedisch chirurg worden toegediend.

Indien nodig, kan de injectie onder echogeleiding op de afdeling Radiologie door een radioloog worden geplaatst. In dat geval wordt er een aparte afspraak voor u ingepland.

In een gezond gewricht en in pezen wordt een corticosteroïd maximaal drie keer per jaar geïnjecteerd. De tijd tussen de injecties varieert afhankelijk van de aandoening en de locatie. Het risico op kraakbeenschade of het verzwakken van een pees door een corticosteroïd-injectie neemt toe met het aantal injecties. Daarom wordt het aantal injecties beperkt.

In een gewricht met reeds ernstig beschadigd kraakbeen door artrose kan men vaker injecteren. Het doel hiervan is om de pijn tijdelijk te verminderen en de functie te verbeteren, zodat een operatie kan worden uitgesteld. De gewonnen tijd door het uitstellen van een gewrichtsvervangende operatie wordt dan afgewogen tegen het risico op verdere kraakbeenschade.

Voordat u een injectie krijgt, is het belangrijk om uw gezondheid met uw arts te bespreken om te beoordelen of een ontstekingsremmer geen negatief effect op u heeft.

Situaties waarin u geen injectie mag krijgen:

  • U bent zwanger
  • U geeft borstvoeding
  • U heeft een verlaagde afweer
  • U heeft een (recente) maagzweer of maagbloeding
  • U heeft een actieve infectie (zoals een blaasontsteking, luchtweginfectie, koorts, verkoudheid/griep, huidinfectie) of heeft recent een infectie gehad

Er zijn een aantal adviezen en regels waaraan u zich dient te houden na de injectie.

  • Na de injectie mag u zelf naar huis rijden, fietsen, lopen of met het openbaar vervoer reizen. Als u na injecties of bloedafname vaak duizelig bent geworden of (bijna) flauwgevallen bent, wordt het aanbevolen om niet zelf te rijden, fietsen of alleen met het openbaar vervoer te reizen. Zorg dan voor vervoer.
  • Het behandelde lichaamsdeel mag gedurende één week niet zwaar belast worden (geen zwaar tillen en dergelijke).
  • Gedurende één week wordt geadviseerd niet te sporten of te trainen als het behandelde lichaamsdeel hierbij wordt belast.
  • Bij pijn kunt u indien nodig koelen en paracetamol gebruiken.

Informeer uw arts nauwkeurig over de medicatie die u gebruikt en of u recent bent gevaccineerd. Hierdoor kan de arts beoordelen of de injectie veilig gegeven kan worden en of er maatregelen nodig zijn bij eventuele wisselwerkingen met uw huidige medicatie.

De medicijnen waarmee de belangrijkste interacties optreden, zijn de volgende:

  • Bepaalde bloedverdunners
  • Ontstekingsremmers
  • Bepaalde vaccins
  • Bepaalde anti-epileptica en Rifampicine
  • Bepaalde anti-HIV medicatie

Een injectie met een corticosteroïd kan worden gegeven om een diagnose te stellen (diagnostisch) of om een klacht of aandoening te behandelen (therapeutisch).

Dankzij de verdoving in de injectie zal de pijn binnen enkele uren verminderen. Nadat de verdoving is uitgewerkt, meestal na twee tot vier uur, kan de pijn weer toenemen.

Het ontstekingsremmende effect van het corticosteroïd begint na drie tot vier dagen en kan weken tot maanden aanhouden.

Of u baat heeft bij de behandeling met een corticosteroïd-injectie, is na één tot twee weken goed te beoordelen. Als u na zes tot acht weken nog geen verbetering merkt, is het waarschijnlijk dat u geen voordeel heeft van de behandeling en is een tweede injectie meestal niet zinvol.

Er kunnen na een injectie met een corticosteroïd een aantal bijwerkingen en complicaties optreden.

Regelmatig

  • Tijdelijke toename pijn
  • Warmte en zwelling op de injectieplek

Soms

  • Opvliegers (ook bij mannen)
  • Hoofdpijn
  • Stemmingsverandering
  • Huidafwijkingen: plaatselijk dunner worden van de huid of verandering van kleur
  • Ontstaan van klein deukje in de huid
  • Veranderingen in het menstruatiepatroon
  • Tijdelijk postmenopauzaal bloedverlies
  • Onstaan van een bloeduitstorting (hematoom)

Zeer zelden

  • Infectie
  • Toename klachten myasthenia gravis
  • Onstaan van kraakbeenschade
  • Allergische reactie
  • Scheuren van behandelde pees
  • Bloeding in het gewricht

Het is raadzaam om een week rust te nemen na de injectie voordat u weer aan zware activiteiten deelneemt.

De injectie bevat een combinatie van corticosteroïden en een verdovingsmiddel:

  • Kenacort® (triamcinolonacetonide) of Depo-Medrol® (methylprednisolon)
  • Lidocaïne

Er zijn verschillende klachten en aandoeningen binnen de orthopedie die worden veroorzaakt door of samengaan met een ontstekingsreactie. Bij sommige van deze aandoeningen kan een corticosteroïd injectie helpen als andere behandelingen zoals relatieve rust, fysiotherapie en ontstekingsremmers (NSAID’s) onvoldoende effect hebben gehad.

Enkele voorbeelden zijn:

  • Artrose
  • Slijmbeursontsteking (bursitis)
  • Ontsteking van een (pees)schede (tendinitis/tendovaginitis)
  • Carpaal tunnel syndroom

In het algemeen worden er bij de volgende aandoeningen geen injecties gegeven met een corticosteroïd. In uitzonderlijke gevallen zal hiervan worden afgeweken.

  • Gewichtdragende pezen: Zoals de kniepees en de achillespees, vanwege het verhoogde risico op scheuren omdat de pees tijdelijk kwetsbaarder is.
  • Aandoeningen die kunnen verergeren na een injectie:

    • Tenniselleboog of golferselleboog (epicondylitis lateralis en medialis)
    • Hielspoor (fasciitis plantaris)
    • Frozen shoulder (capsulitis adhesiva)

Het is belangrijk om uw arts duidelijk te informeren als u bloedverdunners gebruikt. De ontstekingsremmer die wordt geïnjecteerd, kan de werking van bloedverdunners beïnvloeden.

Indien u bloedverdunners gebruikt waarvoor uw INR (mate van bloedverdunning) moet worden gecontroleerd, is het raadzaam om uw arts of trombosedienst te raadplegen om de INR-controles aan te passen en indien nodig de dosering van de bloedverdunners te wijzigen. In bepaalde gevallen kan het nodig zijn om enkele dagen voor de injectie volledig te stoppen met de bloedverdunners.

De bloedverdunners Ascal® en Carbasalaatcalcium kunt u gewoon blijven gebruiken.

Als u diabetes mellitus (suikerziekte) heeft, kunnen na de injectie schommelingen in uw bloedsuikerspiegel optreden. Het wordt aanbevolen om gedurende de eerste twee weken na de injectie uw bloedsuikerspiegel vaker dan normaal te controleren. Indien nodig, neem contact op met uw diabetesverpleegkundige of praktijkondersteuner van uw huisartspraktijk voor advies.

Neem onmiddellijk contact op met uw arts als u:

  • Koorts (temperatuur boven 38,5°C) ontwikkelt drie tot vijf dagen na de injectie.
  • Ernstige pijn ervaart die niet afneemt.
  • Toenemende roodheid, warmte, zwelling of pusvorming opmerkt op de injectieplaats (een kleine zwelling of plaatselijke roodheid op de geïnjecteerde plek is geen reden tot zorgen).
  • Symptomen van een allergische reactie ervaart, zoals ademhalingsproblemen, zwelling van het gezicht of netelroos.

Hiervoor kunt u contact opnemen met Acibadem IMC op 020 238 8800 of buiten werkuren op het noodnummer 06 214 66 796.

Indien u twijfelt over de klachten die u ontwikkelt of als u nog vragen heeft naar aanleiding van deze informatie, neem dan contact op met uw arts voor het bespreken van een passend advies en mogelijke behandeling.

Standcorrectie/Osteotomie

Omdat feitelijk het bot wordt doorgezaagd tijdens een osteotomie, kan deze ingreep zeer pijnlijk zijn zonder passende pijnmedicatie.

U zult pas ontslagen worden uit de kliniek als uw pijnstilling goed is geregeld en voor of bij uw ontslag krijgt u een recept voor pijnstillers.

Start vroegtijdig met fysiotherapie en start direct na de operatie met het koelen van de knie met icepacks. Dit vermindert zwelling, wat pijnlijk kan zijn. Het herstellen van de spierkracht en werken aan de beweeglijkheid van het kniegewricht helpen vaak bij het doen afnemen van de pijn en versnellen de afbouw van de pijnmedicatie.

Het aantal jaren dat een knieprothese uitgesteld kan worden is afhankelijk van een aantal factoren.

Dit betreft onder andere de mate van artrose ten tijde van de osteotomie, de grootte van de hoek die gecorrigeerd is, de mate van stijfheid van de knie en de gezondheid van het overige kraakbeen en andere structuren in de knie (zoals de menisci en de kniebanden). Verder blijkt een hogere body mass index (BMI) van invloed te zijn, zwaardere mensen zullen hun knie eerder verslijten.

In het algemeen zal 70-80% van de patiënten een prothese 10 jaar kunnen uitstellen.

Om het maximale uit uw osteotomie te halen, de volgende adviezen

  • minimaliseer gewichttoename of maximaliseer gewichtsverlies
  • volg een low-impact trainingsprogramma

De normale stand van de benen is recht. Het dijbeen (femur) staat (vrijwel) in een verlengde rechte lijn met het scheenbeen (tibia). Er zijn variaties op deze beenstand, die aangeboren kunnen zijn of verworven. De twee bekendste standafwijkingen zijn de X-benen (genu valgum) en de O-benen (genu varum).

Bij een X-been (genu valgum) staat het scheenbeen (tiba) in een een hoek die naar binnen wijst richting het andere been.

Bij een O-been (genu varum) staat het been in een hoek die wegwijst van het andere been.

Er bestaan nog andere standafwijkingen van het been, maar voor de ontwikkeling van artrose zijn deze twee afwijkende standen het belangrijkste.

Bij een O-been (genu varum) komt er meer druk te staan op de binnenzijde (mediaal) van de knie. Aan deze zijde van de knie zal het gewrichtskraakbeen meer belast worden en zal eerder artrose optreden.

Bij een X-been (genu valgum) komt er juist meer druk te staan aan de buitenzijde (lateraal) van de knie met eerder artrose van deze zijde.

Een osteotomie kan de noodzaak van het plaatsen van een totale knieprothese uitstellen.

Het nadeel van een osteotomie is dat de resultaten onvoorspelbaar zijn. Niet elke patiënt zal dezelfde mate en duur effect ondervinden van een standcorrectie. Een ander nadeel is dat het niet meer mogelijk is om een halve knieprothese te plaatsen nadat er een standcorrectie heeft plaatsgevonden. 

Ten behoeve van de voorbereiding op een osteotomie, zal de orthopedisch chirurg vooraf Röntgen-foto’s laten maken van het hele been, de zogenaamde lange been opnames. Hierop kan worden berekend hoe groot de hoek is, die gecorrigeerd moet worden tijdens de operatie.

 

  • De dag na de operatie mag de patiënt naar huis, mits de pijnstilling goed is ingesteld.
  • De eerste weken zal men pijnstilling nodig hebben, die hierna afgebouwd kan worden.
  • Er wordt na de operatie een drukverband aangelegd om zwelling en nabloeden te voorkomen. Om te voorkomen dat er zich bloedstolsels vormen, die een trombosebeen kunnen veroorzaken, krijgt men bloedverdunners gedurende vier weken.
  • In het algemeen starten patiënten direct na de operatie met fysiotherapie. Hier wordt gewerkt aan spierkracht, beweeglijkheid van de knie en het beperken van de zwelling.
  • Men mag zes weken het been niet belasten en moet op krukken lopen.
  • In de twee weken hierna wordt er gewerkt aan het belasten van het geopereerde been en wordt het gebruik van de krukken afgebouwd.
  • In het algemeen kunnen de meeste patiënten acht weken na de operatie het gebruik van krukken staken. Op dat moment wordt er een low-impact trainingsprogramma gestart, bestaande uit wandelen en fietsen.
  • De meeste patiënten merken een significante verbetering van hun knie functie na vier tot zes maanden na de osteotomie.
  • Een volledige genezing met sluiten van de opening, zal over het algemeen één jaar in beslag nemen.

Een osteotomie verloopt vrijwel altijd zonder problemen. In minder dan 1% van de gevallen kunnen er toch complicaties optreden. Deze kunnen het gevolg zijn van de specifieke ingreep of algemene risico’s, die bij iedere operatie kunnen optreden. 

Specifieke complicaties

  • Vertraagde genezing of geen genezing
    Bij een vertraagde genezing van een osteotomie duurt het langer dan gebruikelijk voordat het bot weer gesloten is. De patiënt merkt hier niets van, het is iets wat men kan zien op controle Röntgen-foto’s die worden gemaakt na de operatie. Het bot zal uiteindelijk volledig genezen en het gat sluiten. Normaliter zal het gat binnen één jaar geheel gesloten zijn.
    Ernstiger is het als bot niet wil genezen en het gat open blijft. Een herstellende operatie is dan noodzakelijk, waarbij het gat wordt gevuld met eigen bot dat uit het bekken wordt verkregen.
  • Heroptreden klachten
    • Over-correctie: Indien de hoek te groot is gemaakt, zal er te veel kracht komen te staan op de andere, gezonde(re) helft van de knie. Dit kan klachten en letsel veroorzaken. 
    • Onvoldoende correctie: Als de hoek, die gemaakt is, te klein is heeft de operatie onvoldoende effect en zullen de klachten en de éénzijdige belasting van de knie blijven bestaan.
  • Bijkomende operatie
    In minder dan 5% van de patiënten veroorzaken de platen, die gebruikt zijn bij de osteotomie, een irritatie.
    Indien dit het geval is kan deze plaat relatief eenvoudig verwijderd worden, nadat het bot genezen is. De oude wond wordt weer geopend, de plaat wordt verwijderd en de huid weer gehecht. Men mag hierna weer direct lopen zonder krukken.
  • Schade aan omliggende structuren
    Er kan een doof gevoel in de huid ontstaan waar de incisie is gemaakt. Deze kan geheel verdwijnen, maar kan ook blijvend zijn. In de loop van een jaar zal het dove gevoel verminderen. Patiënten ervaren dit niet als hinderlijk.
    De kans dat er andere structuren in de knie worden beschadigd tijdens een osteotomie is heel klein. In het verleden zag men nog wel eens schade aan de knieschijfpees, bloedvaten en zenuw aan de achterzijde van de knie. Met de nieuwe operatietechnieken is dit een zeldzaamheid geworden.

 

Algemene complicaties

  • Infectie
    Bij iedere operatie bestaat het risico dat er een infectie optreedt, ondanks alle voorzorgsmaatregelen (steriel werken, antibiotica). Dit kan oppervlakkig aan de wond in de huid zijn. Maar, ernstiger, ook in het kniegewricht zelf. 
  • Trombosebeen
    Ondanks het gebruik van antistolling (heparine injecties) om de vorming van een bloedstolsel te voorkomen, kan deze toch ontstaan. Deze kan een trombosebeen veroorzaken en als het bloedstolsel terecht komt in de longen, een longembolie.
  • Nabloeding
    Tijdens een operatie bestaat altijd het risico dat een wond blijft nabloeden in de weefselspleten, wat in uitzonderlijke gevallen een zogenaamd compartiment syndroom kan veroorzaken.

U mag weer starten met sporten als de osteotomie volledig is genezen en de spierkracht op peil is. 

Dit gebeurt altijd in overleg met fysiotherapeut en/of orthopedisch chirurg.

In het algemeen zal dit zijn na ongeveer drie tot vijf maanden, afhankelijk van het soort sport en de intensiteit.

Meestal zes tot acht weken na de operatie.

Dit altijd na overleg met orthopedisch chirurg.

De plaat hoeft niet verwijderd te worden. Alleen als een patiënt last heeft van de plaat kan men deze, met een relatief eenvoudige operatie, verwijderen. In minder dan 5% van de gevallen zal de plaat verwijderd worden.

Indien er sprake is van een O- of X-been en hierbij één deel (compartiment) van de knie artrose vertoont (respectievelijk de binnenzijde of buitenzijde van de knie) dan behoort een zogenaamde osteomie tot de behandelmogelijkheden. De artrose dient nog wel in een vroeg stadium te zijn bij een relatief jonge en gezonde patiënt.

Het woord osteotomie betekent letterlijk vertaald “snijden van het bot”. Bij een osteotomie van de knie wordt er in het scheenbeen (tibia) of het dijbeen (femur) een zaagsnede gemaakt om te corrigeren voor de standafwijking. Het doel van een osteotomie is om de druk in de knie gelijkmatig te verdelen en dus de overmatige druk aan de kant van artrose te verminderen. De kant waar de artrose zit wordt dan minder belast en verdere ontwikkeling van de artrose zal worden afgeremd, de beweeglijkheid van de knie zal verbeteren en het zal de pijn verlichten.

Bij artrose zijn er twee soorten osteotomieën die toegepast worden om de stand van een X- of een O-been te corrigeren.

O-been correctie

Ongeveer 80% van de osteotomiën bestaat uit het corrigeren van een O-been (genu varum). Een O-been wordt rechtgezet door een standcorrectie van het onderbeen tijdens een zogenaamde tibiakop osteotomie. Hierbij wordt een zaagsnede in het bovenste deel van het scheenbeen (tibia) gemaakt.

X-been correctie

Ongeveer 15% van de osteotomiën zijn voor het corrigeren van een X-been (genu valgum). Een X-been wordt rechtgezet door een standcorrectie van het bovenbeen, de zogenaamde supracondylaire femur osteotomie. Hierbij wordt er een zaagsnede gemaakt in het onderste deel van het dijbeen (femur).

Combinatie

In uitzonderlijke gevallen moet er zowel een correctie plaatsvinden aan het scheenbeen (tibia) en het dijbeen (femur) om de afwijkende stand van het been te corrigeren. Dit kan tijdens één operatie of twee afzonderlijke operaties plaatsvinden.

Overige standcorrecties

Er bestaan nog meer stand corrigerende operaties. In ongeveer 5% betreft het een operatie om de instabiliteit van de knieschijf te verhelpen. In een heel klein percentage betreft het correcties van een draaiafwijking in het kniegewricht.

Een O-been (genu varum) wordt gecorrigeerd door een standcorrectie van het onderbeen tijdens een zogenaamde tibiakop osteotomie.

Voor de correctie van een O-been wordt een High Tibial Osteotomy ofwel HTO uitgevoerd met een zogenaamde “opening wedge”.

Hierbij wordt er een zaagsnede gemaakt in het scheenbeen (tibia) net onder het kniegewricht. Het bot wordt in de zaagsnede opengetrokken, zodat er een opening in de vorm van een V ontstaat (wigvormig; “wedge”). Deze V-vormige opening zal vanzelf weer dichtgroeien met nieuw bot tijdens het genezingsproces. De gemaakte wig is meestal ongeveer 7 mm groot, maar kan tot 2 cm worden geopend. Er kan met speciaal instrumentarium worden gemeten hoe groot de hoek moet zijn, die nodig is om de afwijkende stand te corrigeren. De grootte van de hoek is vooraf berekend aan de hand van de lange been opnames.

De wigvormige opening wordt stabiel vastgezet met een chirurgische plaat en schroeven, zodat deze niet kan inzakken.

 

Een X-been wordt gecorrigeerd in het bovenbeen tijdens een zogenaamde supracondylaire femur osteotomie. Hierbij wordt een zaagsnede gemaakt in het onderste deel van het dijbeen (femur).

De te corrigeren hoek, die van te voren is bepaald, wordt met speciaal instrumentarium ingesteld en de zaagsnede wordt open gesperd. Deze wigvormige opening wordt vastgezet met een plaat en schroeven. Het bot zal vanzelf genezen en de open ruimte vullen.

 

You cannot copy content of this page

Artrose

Prothesiologie

Revisiechirurgie

Bandletsel

Meniscusletsel

Instabiliteit

Artrose

Prothesiologie

Revisiechirurgie

Posterolaterale hoek

Multiligamentair letsel

Sport Orthopedie

Sportblessures

Overbelastingsletsels

Frictiesyndromen